Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 504]
| |
Constant van Wessem: Het musiceeren en concerteeren in de loop der tijden
| |
[pagina 505]
| |
Op elke bladzijde van het keurig uitgegeven boekje vinden wij de ergste blunders, om geen sterker woord te gebruiken. Ik sla het op een willekeurige plaats open en vind daar: (Bladzijde 105): ‘Men moest zich niet alleen de oren, maar ook de halzen kunnen verrekken op zijn concerten.’ Vraag: hoe verrekt men zich de oren? Tweede vraag: hoort het werkwoord verrekken hier wel thuis? (Bladzijde 119): ‘De grappenmaker Heine zag Berlioz zelf de pauk bespelen en telkens als diens blik die van zijn geliefde dame kruiste, sloeg hij extra met de pauk.’ Vraag: hoe slaat men ‘met’ ‘de’ pauk? (Bladzijde 33): ‘De theoretische compositie der geleerde asceten, voor wie de muziek “formule” scheen te zijn, heeft opgehouden, en de vrolijke dwaasheid der wereld verlenigt de versteende vormen en geeft er nieuw leven aan.’ Ik zou dit graag willen begrijpen. (Bladzijde 130): ‘Met eretekenen behangen, zelfs getiteld, troont de virtuoos boven op zijn trofee van lauwerkransen en gebroken vrouwenharten.’ Wat nog te zeggen van de ‘grijnslachende negerpianist’ van bladzijde 143 die ‘aan zijn toetsen’ ‘rukte’? Ik denk niet dat daar veel van te horen geweest zal zijn. Wat van het dansmeestersviooltje op bladzijde 150, dat ‘veel groter, en een viool’ was? Er schijnt ergens een nulpunt van het absolute onverstand te bestaan. De opuscula van Constant van Wessem bevinden zich aldoor in de onmiddellijke omgeving van dat nulpunt. Kritiek kan men er ternauwernood op leveren: het signaleren van de fouten en zotheden alleen vergt reeds te veel plaats. En bovendien: men weet wel waar men begint, doch niet waar het einde zal zijn. Het einde... Men moet welhaast de hoop opgeven dat er nog ooit een einde zou komen aan deze colportage van nonsens en betweterij. Het Nederlandse muziekleven, machteloos overgeleverd aan de luimen van onbevoegden en epigonen, schijnt iets als Van Wessem verdiend te hebben. Hoe willen wij ooit het miljard misverstanden, kwalijke erfenis van de negentiende eeuw, uit de weg ruimen, als de publicisten van heden niet anders doen dan nieuwe onjuistheden en stoffig puin van gedachten aanslepen? Er is geen beginnen aan. | |
Dr. E.W. Schallenberg: Studiën over Frédéric Chopin
| |
[pagina 506]
| |
Bovendien had hij een groot aantal defecte zinnen, welke ontspoord zijn op de weg van het hoofd naar het papier, behoren te repareren: ‘Dat de introspectieve Schumann dromen kan verstoffelijken op ongedroomde wijze’ (bladzijde 124). ‘De opera met haar zilveren coloratuur zal bevruchtend werken op zijn fantasie’ (bladzijde 149). En meer dergelijks. Het is jammer dat inhoud en verschijningsvorm van het boek niet beter overeenstemmen. Want de studiën van dr. SchallenbergGa naar voetnoot11 zijn van zeer grote betekenis en verdienen algemene bekendheid. Hier is hoogst belangrijk speurderswerk verricht en een aanzienlijk stuk denkarbeid voltooid. Het ware te wensen dat alle musici, en vooral de pianisten, kennis konden nemen van dr. Schallenbergs beschouwingen. Ik voorzie evenwel dat een groot deel der niet wetenschappelijk denkende kunstenaren door het uiterlijk van zijn gedachtegangen afgestoten zal worden - en dit is juist het bezwaar waarop ik zo-even doelde. Ik wilde wel dat dr. Schallenberg dit werk, comprimerende en hier en daar snoeiende, herschreef, ten behoeve van de Nederlandse muziekminnaars, niet academisch gevormden, voor wie zijn figuurlijke druiven wel wat hoog hangen. Wat ten gevolge zal hebben dat men deze druiven voor zuur en dus oneetbaar zal uitmaken, vrees ik. En dat is dubbel jammer, daar vooral de beschouwingen over Chopin en de romantiek zo bijzonder actueel zijn en een helder licht werpen op allerlei verschijnselen die men tot dusverre in een schemerduister placht te hullen. |
|