Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdHet muziekfeest te Genève (II)
| |
[pagina 480]
| |
contrapuntische verwikkeling, op een afgesloten constructie. Maar dat blijft uit. Het werk is bij voortduring homofoon, en dat is voor ons, West-Europeanen, precies even bevreemdend als de contrapuntiek van Obrecht voor een Siamees. Men moet zich zeer speciaal op de bijzondere kenmerken van Janáčeks muziek instellen om een juist begrip van haar betekenis te kunnen krijgen. Maar als men hierin geslaagd is, doet zich een nieuwe wereld voor ons open. Deze mis is niet liturgisch, niet welluidend. Maar het is de meest hartstochtelijke verklanking van de mystische stemmingen welke men zich kan voorstellen. Oermuziek, gigantisch van opzet, prehistorisch van geweld. Amsterdamse koren kunnen er een boeiend studieobject aan hebben, voor het seizoen 1929-1930. Tussen Marx en Janáček stond, als een vergeten voorwerpje, een madrigaal van de Joegoslaviër Krsto Odak. Erg kleintjes en volmaakt onbelangrijk. Het tweede kamermuziekconcert viel af, na alle bijzonderheden der afgelopen twee dagen. Slechts het eerste werk: een strijktrioGa naar voetnoot277 van de Hongaar Alexander Jemnitz, kon op onze belangstelling aanspraak maken. En zelfs dit opus was geen vooruitgang na Jemnitz' Vioolsonate, uitgevoerd in Frankfurt, in 1927. Het eerste deel is te Regeriaans; wij misten de uitbarstingen, de vehemente climaxen en de krachtig gewelfde melopeeën uit de Vioolsonate. En de meerdere rust, de grotere concentratie, welke uit dit trio blijken, waren geen voldoende schadeloosstelling voor de achteruitgang in klinkende waarde. Met dat al: toch een werk van meer dan gewone betekenis. Frankrijk won niet, op het concert van gistermiddag. Daar was een Sonatine voor twee violen en piano van Manuel Rosenthal, een Poulenc-Milhaud-plagiaat. Zouteloos, kleintjes, mentaal een luchtledig.Ga naar voetnoot278 Daar waren bovendien zeven Japanse liederen (Haï-Kaï's) voor zang en kamerorkest: geraffineerd van klank, beknopt en niet onoorspronkelijk. Maar eveneens erg minuscuul; kasplantjes. Duitsland won evenmin. De Pianosonate van Berthold Goldschmidt behoort tot de orde der verdunde Hindemithismen. Dat wil zeggen: stijf van factuur, flink gang houdend, maar zonder een spoor van concentratie of verstilling. Luidruchtige mededelingen van zeer alledaagse sensaties. En Polen was vertegenwoordigd door Jerzy Fitelberg, wiens Tweede strijkkwartet veel fortes nodig heeft om daarmee uiting te geven aan een volstrekt negatief muziekbesef. Het langzame middendeel is volkomen zinneloos en de Finale is een (slechte) parafrase op España van Chabrier. Volledigheidshalve zij hieraan toegevoegd dat het Pro Arte-kwartet voor de uitvoeringen aansprakelijk was. Het is treurig te horen hoe een goed ensemble achteruit kan gaan, als het ‘niveau’ eenmaal bereikt is en niet meer gehandhaafd kan worden...Ga naar voetnoot279 |
|