Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdW. Petri: Praeludium (ciacona) en fuga, voor orgel, f 1,50
| |
[pagina 449]
| |
na elkander in de cantus firmus een ietwat onrustige sensatie (van maat 4 op 5). Deze onrustigheid duurt tot aan het koraal. De fuga lijkt mij wat beknopt voor de duur van de dux. Maar dit deel is contrapuntisch ongemeen interessant; de dux, afgeleid uit elementen van de zesde passacagliavariant, heeft een geheel eigen fysionomie. Petri's ciacona-thema strekt zich over slechts vier maten uit en lijkt aanvankelijk wat beperkt van expressie voor de tweeëntwintig herhalingen vóór de fuga-inzet. Maar de componist heeft dit weinig handzame gegeven op de vaardigste manier bewerkt en dienstbaar weten te maken aan zijn invallen. Zijn fugathema is williger; de expositie van de fuga, met inzetten na 4, 7 en 6 maten is mijns inziens het beste deel van zijn werk. Wanneer hij, op de laatste bladzijde, het ciaconathema nog vijf malen combineert met verwerkingen van dux en comes, slaagt hij erin beide gegevens in een goed evenwicht te brengen. Het orgelstuk van Petri is, zoals gezegd, wat stugger dan De Wolfs compositie. Maar beide werken getuigen van een zo voortreffelijk contrapuntisch vakmanschap als men tegenwoordig, driewerf helaas, bijna nog slechts bij onze organisten vindt. Er is namelijk een tijd geweest dat men deze kennis en vaardigheid bij alle componisten mocht veronderstellen! | |
L.Adr. van Tetterode: Bagatellen, I en II (piano), à f 1,50. Schetsen (piano), f 1,50
| |
[pagina 450]
| |
is het soms precies Beethoven, maar dan is er altijd een noot, of een functie, of een akkoord, of een hele frase te veel of te weinig. Ik mis in dit werk precies alles wat mij een compositie bewonderenswaardig, verdienstelijk of zelfs maar aanvaardbaar doet noemen: persoonlijkheid, muzikantschap en vakkennis. Van Domselaer zou misschien goed doen zich alvast dit laatste eens bij te brengen: een, dankzij de vakkennis van de auteur, aanvaardbaar stuk is tenminste discutabel. Over muzikantschap en persoonlijkheid kan dan misschien naderhand nog wel eens gesproken worden. Voor het moment kunnen wij slechts het zwijgen er toe doen. | |
Jan van Gilse: Vier Gedichte f 2,50
| |
Franz Schubert: Klaviersonaten
| |
[pagina 451]
| |
sprake van ‘bewerking’ - Rehbergs arbeid was een taak van piëteit waarvan hij zich met uitstekende resultaten gekweten heeft. Een publicatie die op tijd komt en in een wezenlijke behoefte voorziet. |
|