Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdMuziekfeest in Siena III
| |
[pagina 434]
| |
zesentwintigjarige Walton is nog zeer rommelig en verre van verfijnd. Het stuk, dat als goede eigenschappen vaart bezit en wel aardige coloristische details, duikt telkens in gruwelijke reminiscenzen onder. Walton schrijft een wals, die niet helemaal zo goed is als de Valses bourgeoises van Lord Berners, met een irritant pizzicatobasje; maakt kwintenparallellen om daarmee ‘iemand uit verre landen’ te karakteriseren; componeert een polka die te snel gaat voor een polka, tarantella die te langzaam is voor een tarantella en een jazzmuziekje dat wij overal beter hoorden. Het beste was een tango-paso-doble, een ietwat infantiel A.B.A.-formuletje, maar aardig van verhouding tussen spreekstem en muziek. Over het algemeen is men erg praats, van het jaar: eerst Burian's Voice Band en nu dit weer. Zouden sommige banierdragers der nieuwere muziek eerst moeten leren spreken vóór zij beginnen te zingen? Ik geef de speculatie voor wat zij is, maar ik heb wel eens muzikaler horen spreken dan in de concertzalen van Siena.
Het avondconcert was een arrangement van de Italiaanse sectie der International Society for Contemporary Music. Het programma had men, tamelijk heterofoon, samengesteld uit de ook bij ons bekende neoclassicistische violoncelsonate van Casella en Les noces van Stravinsky in concertvorm. Hier in Amsterdam zouden wij dat stuk van Casella wellicht een plaats gunnen op een sonatenavond met een halfnieuwerwets programma en Les noces zou misschien te combineren zijn met een klein oratorium of een operaatje-in-concertvorm. Maar die twee op één avond bleek volkomen belachelijk. De sonate van Casella is precies even nieuwerwets als de Cavalleria en ademt een soort padvindersheldhaftigheid. Wij lazen in het programma: ‘Elle ne demande aucune explication, car elle est l'oeuvre d'un auteur qui possède désormais tous les moyens (!) et qui est maintenant tout à fait convaincu que l'art ne doit pas être un rébus’... Men zou er waarlijk niets aan weten toe te voegen. Stravinsky's Noces is in aanleg een meesterwerk, maar als realisatie een bévue.Ga naar voetnoot178 Technischer gezegd: het materiaal waaruit het is opgebouwd, de melodiek, de factuur, de (enorme!) contrasten zijn stellig even adembeklemmend en artistiek verantwoord als in Le sacre du printemps. Maar de verwezenlijking van die voor het grootste deel superieure gegevens is infaam. Stravinsky trachtte hier een werk voor groot orkest en koor te orkestreren met vier piano's en zeven man slagwerk. Met het gevolg dat het geen moment tot klank wordt. Men kan evengoed de Achtste van Mahler uitvoeren met het piano-uittreksel als orkestrale helft. Dit bleek volslagen mistekend: de klank der piano's determineerde het ensemble nergens en de partijen van het slagwerk staken overal houterig en miserabel door de huid heen. De eindindruk was die van valse ascese. Een amateur als Satie, de uitvinder van het neoclassicisme, kon zijn invallen nu eenmaal niet doeltreffender, niet beter realiseren: zie het infantiele gestamel in zijn Socrate. Maar Stravinsky's purificatietendens was een pose. Bij Les noces, dat kort na de Sacre ontstond (omstreeks 1913), manifesteert zich Stravinsky's pathologi- | |
[pagina 435]
| |
sche vervlakkingstendens voor de eerste maal. Om blunders als de nieuwere werken (Pianoconcert, Oedipus rex, Apollon) naar verdienste en met voldoende kennis van zaken te kunnen verfoeien, moet men het breukvlak, dat juist in Les noces valt, in het oor vatten. Het is hier dat zich de débâcle voorbereidt. Maar als een goed orkestrator, iemand als Stravinsky bijvoorbeeld, Stravinsky's Noces eens opnieuw zou instrumenteren, dan zou de wereld der muziek daar wel bij varen: wij hadden dan een meesterwerk meer... Het laatste concert bracht als belangrijkste werk Blochs Kwintet voor piano en strijkkwartet. Het - vooral nationale - succes van de avond was voor Franco Alfano's mijlenlange Violoncelsonate. Alfano is tweeënvijftig jaar oud, Napolitaan van geboorte en directeur van het conservatorium te Bologna. Als niet-Italiaan kunnen we dat allemaal natuurlijk niet zo laten gelden. Men begon met een zwak strijkkwartet van de Tsjech Martinů. Het tweede deel is het beste, maar veel gebeurt daar ook niet in. Ik kom tot de uitvoerenden. Er is goed, ten dele zelfs voortreffelijk gemusiceerd. In de eerste plaats door het Weense Kolisch-kwartet (Martinů, Trio van Webern en Zemlinsky). Ik aarzel niet dit ensemble tot de allerbeste kwartetten van het continent te rekenen. Voortreffelijk bleek ook het Londense Brosa-kwartet; bepaald zwak het met zuidelijk vuur toegejubelde Quartetto Veneziano del Vittorale (die dichterlijke naam kregen ze van Gabriele d'Annunzio). Manuel de Falla bleek een middelmatig klavecinist, de pianist Osborn en de violist Stefan Frenkel hebben uitstekend gemusiceerd. Het ensemble waarmee Casella Stravinsky's Noces uitvoerde, was zeer bijzonder slecht; de piano's werden bediend door vier celebriteiten, waarvan ik slechts de componisten Mario Castelnuovo-Tedesco en Vittorio Rieti behoef te noemen. Maar op een ensembleklasse hier op het Conservatorium blijven ze beter bij elkaar. Het dirigeervermogen van Casella is trouwens lang niet toereikend voor zo een moeilijk stuk! De rest der vocale en instrumentale solisten was goed, zonder uit te blinken. Of middelmatig, doch niet zo zwak dat dit afzonderlijke vermelding zou verdienen. | |
ConclusieDe moderne muziek van 1928, gelijk die in Siena tot klinken kwam, bleek voor het overgrote deel afkomstig van auteurs die allen mannen van middelbare leeftijd genoemd moeten worden. Ernest Bloch is achtenveertig, Franco Alfano is tweeënvijftig, Stravinsky is zesenveertig. De Falla tweeënvijftig, Anton Webern vijfenveertig, Zemlinsky zevenenvijftig, Ravel drieënvijftig jaar. Slechts de Hába's waren, onder de serieuze musici, van een jonger geslacht: Karel is dertig en Alois is slechts weinig ouder. De andere ‘jongeren’ hielden zich onledig met (helaas weinig vermakelijke) grappen: William Walton, van Façade, is zesentwintig jaren oud en E.F. Burian, uitvinder van de Voice Band, telt pas vierentwintig grasgroene lentes. Ik constateer dus dat de internationale jury 1928, bestaande uit Volkmar Andreae, Casella, Jarnach, Jirák en Alban Berg, de actuele tendensen in het ingezonden werk | |
[pagina 436]
| |
van jongere auteurs - zij zijn er! - niet heeft kunnen ontdekken. Misschien lag dat aan de inzendingen, misschien aan de jury. Er zijn jaren geweest dat het nieuwe zich krachtiger demonstreerde. Nu is het ook mogelijk dat men in Siena niet goed iets al te radicaals durfde uit te voeren: het kabaal na Weberns Trio was leerzaam op dit punt. En ook Hába's VierteltonmusikGa naar voetnoot179 verdroeg men niet zonder interrupties. Laten wij het muziekfeest 1928 als een tijdelijke inzinking beschouwen: een opmaat voor het festival 1929. Het land dat het meeste had opgeleverd van het jaar was alweer Tsjechoslowakije. Verleden jaar kwamen zij met Janáček; ditmaal met twee Hába's, Zemlinsky, Burian en Martinů. Engeland, dat verleden jaar voor een verrassing had gezorgd met Whittaker,Ga naar voetnoot180 was sterk achteruitgegaan: Bridge en Walton. Het Italiaanse deel was numeriek nogal opvallend: Alfano, Casella, Tommasini en twee hele extra avonden met Palestrina, Luca Marenzio, Vivaldi, Cimarosa, Corelli, Monteverdi en Rossini. Numeriek mag men dat niet gering noemen, maar voor de moderne muziek - daarvoor was toch dit feest? - betekende het niets. Nederland was niet vertegenwoordigd, Scandinavië, Rusland en de Balkan evenmin. Duitsland bracht Hindemith en Tiessen. Oostenrijk: Webern. Frankrijk: Ravel, Zwitserland: Robert Blum. Ernst Bloch behoort half aan de oude, half aan de nieuwe wereld (voor aberraties als dat ding van Aaron Copland, made in U.S.A., van verleden jaar bleven wij tenminste gespaard). De Spanjaard De Falla en de Rus Stravinsky werden langzamerhand internationaal. Resumerend: een muziekfeest van kleiner formaat dan anders. Maar, als altijd, belangrijk door de internationale tendens die juist bij de muziek van zo groot gewicht is. |
|