Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdMuziekfeest in Siena I
| |
[pagina 428]
| |
feest in Zürich, eveneens voortreffelijk georganiseerd, maar een beetje duur voor de deelnemers. Dan waren er nog feesten in Venetië, in Praag, en twee in Salzburg. Erg à l'improviste, die laatsten; volkomen op goed geluk af en nogal eens in het honderd lopende. Maar charmant Oostenrijks, voor wie ervan houden. Hier in Siena merken wij aan alles dat wij in Italië zijn. Het gaat natuurlijk niet zo op kogellagers als in Frankfurt, maar op rolletjes ging het - tot dusverre - wel. Van de nieuwere muziek merkt men eigenlijk niet veel: de (schaarse) dissonanten worden uiterst zorgvuldig weggemoffeld tussen ‘italianissime’ programma's en de gloria van Italia is schering en inslag. Zo zien wij overal mooie aanplakbiljetten hangen van het concert dat het Augusteo-orkest uit Rome hier heeft gegeven, als vreemde opmaat voor de ‘moderne’ muziek: ‘dedicato alla musica antica italiana’. Verder hangen er even mooie biljetten voor de concerten van Casimiri's Romeinse kerkkoor: ‘dedicate alla musica antica italiana’. En ook ziet men geweldig grote affiches van een Palio, een stedelijk ruiterfeest, dat hier ter ere van de moderne muziek gegeven heet te worden.Ga naar voetnoot168 Alle Siënezen zijn er vol van, maar het is een dure aardigheid voor ons, bezoekers. Men vraagt handen vol geld voor een zitplaats in de schaduw. En dan zijn er ook nog drie concerten van de International Society for Contemporary Music. Men moet goed zoeken om ze aangekondigd te vinden (op mijn zwerftochten door Siena vond ik één affiche, en dat bleek aangeplakt te zijn aan de posten van het concertzaaltje). Dat zaaltje is trouwens heel merkwaardig: het is de muziekkamer van de graaf Chigi-Saracini, gelegen op de eerste verdieping van zijn palazzo en ruimte biedend aan een kleine tweehonderd bezoekers. Nergens ter wereld zal men een concertzaal met vestibules, foyers en garderobes vinden die met een zo verfijnde luxe werd ingericht. Het is dan ook geheel en al particulier initiatief: een royaal aangepakt at home. Ik hoorde hier graaf Saracini al ‘vorst Esterházy’ noemen, maar men was het er algemeen over eens dat een twintigste-eeuwse Italiaanse Haydn hem nog ontbrak. Het is trouwens een dankbaarder werk zijn kapitalen te gebruiken voor het inrichten van een grandioos milieu, dan ze uit te geven aan componisten en werken die maar al te vaak katten in zakken blijken, helaas. Zo kunnen wij in het programma lezen dat de Italiaanse sectie der International Society for Contemporary Music op de been gehouden werd door de giften, tot een bedrag van drieduizend dollar, van Mrs. Coolidge, de Amerikaanse componistenbeschermster.Ga naar voetnoot169 Het lijkt te geef, maar de oogst aan belangrijke nieuwe werken viel in dat milieu niet mee, helaas. Op het voetspoor van Casella immers zijn alle moderne Italianen het kinderland weer ingetrokken; anders gezegd: zij werden neoklassiek. Nee, de nieuwe muziek zal met zulke grapjes niet tot werkelijkheid worden gemaakt. Heil Saracini, die zich tot het inrichten van een zaaltje bepaalde... | |
[pagina 429]
| |
Er zal helaas nog gelegenheid te over zijn om het neoclassicisme te veroordelen in het werk der adepten, maar ik zal mij vandaag bepalen tot het verslag van de eerste twee concerten. Het Augusteo-concert kunnen wij wel overslaan. Men speelde, onder leiding van Molinari, een concerto van Vivaldi (de Jaargetijden), stukken van Cimarosa, Corelli en een aria van Monteverdi (soliste signora Pasetti). Het slotnummer was een eindje Rossini en het gebeurde in de kerk. Een en ander had niets, maar dan ook niets met de intenties van de International Society for Contemporary Music te maken, maar voor hier komt dat er minder op aan. De eerste avond was langdurig, warm en niet zonder verrassingen. Wij begonnen om negen uur, dus na tafel, dus in de beste stemming, dus tegen kwart voor tien. Een poosje na middernacht was het afgelopen en niemand had het idee dat het eigenlijk al vrij laat mocht heten. De verrassingen waren: het Derde strijkkwartet van Zemlinsky en de Fluitsonatine van de jonge Karel Hába.Ga naar voetnoot170 Karel Hába is de broer van Alois, die het kwarttonensysteem uitgevonden heeft. Hij schijnt ook aan kwarttonen te doen, maar zijn Fluitsonatine is gewoon chromatisch. Het werk werd voortreffelijk gespeeld door de fluitist Hertl en de pianist-componist Erwin Schulhoff. Vooral het eerste en laatste deel zijn uitstekend van vinding; het middenstuk is wat te lang. Eigenlijk was dit het beste werk dat ik in jaren voor de combinatie fluit-piano hoorde. De realisatie voor de beide instrumenten is meesterlijk, de timbres zijn prachtig versmolten. Waarlijk, een werk dat het waard is in 1927 geschreven te zijn! Karel Hába is juist dertig jaar oud; men kan nog veel van hem verwachten. Het Derde kwartet van de nu zevenenvijftigjarige Alexander Zemlinsky is het werk van een fenomenaal technicus. Formeel is het soms wat te stijf, te onpersoonlijk; harmonisch is het superieur. Het tweede deel, thema met variaties, is verreweg het origineelste. Misschien is het wat Schönberg-achtig van coloriet; de melodiek is volmaakt origineel. Ook deze uitvoering was superieur. Men had het Weense Kolisch-kwartet naar Siena gezonden en dit bleek mij eens te meer een der allerbeste ensembles van deze jaren. Waarom hoort men hen niet meermalen bij ons? Kolisch speelde op ditzelfde concert ook nog Ravels Vioolsonate, met Josefa Rosanska. Niet bepaald een noviteit, maar wel een der zeer goede stukken van dit programma. Verder speelde Franz Osborn Hindemiths Klaviermusik opus 37, óók geen noviteit! En het concert begon met een, nogal kinderlijk, kwartet van de Italiaan Vincenzo Tommasini, slecht gespeeld door het Venetiaans Strijkkwartet. Dit werk bleek een der vele stukken die men zo spoedig mogelijk weer vergeet, omdat er geen enkel origineel accent in is te vinden. Het was over twaalf uur geworden, gisteravond, toen de witgepruikte lakeien van de graaf de gordijnen voor de laatstvertrekkende bezoekers openhielden. Maar vanochtend om half elf zaten wij alweer in het witte salonnetje om daar te luis- | |
[pagina 430]
| |
teren naar Alois Hába's kwarttonenmuziek en Burian's Voice Band. Dit was een Tsjechische matinee, men had daarvoor de kwarttoonvleugel uit Praag laten komen (als de Tsjechische regering iets aanpakt op muzikaal gebied, dan doet zij het niet ten halve!) en de kwarttonenmuziek werd uitgevoerd door Schulhoff, de eerste kwarttonenvleugelvirtuoos, en Karel Hába, als violist. Wanneer het, in theorie volmaakt onaanvechtbare, kwarttonensysteem niet van betekenis zal worden voor de ontwikkeling van de Europese muziek, dan zal dat slechts te wijten zijn aan de muzikale tekorten van de schepper van dit systeem. Muzikaal betekent Alois Hába's oeuvre weinig, veel minder dan dat van Karel. Het is droog, stijf en hier en daar bepaald overmatig sentimenteel. Het is nuttig te bedenken dat het er hoegenaamd niets toe doet in welk systeem een auteur zijn invallen registreert, maar dat het enig belangrijke is de muzikale kwaliteit van die invallen. Men zal een leek niet zo gemakkelijk kunnen bijbrengen waarom de melodische gegevens van Karel Hába, Zemlinsky, Webern, Berg superieur zijn aan die van Alois Hába, Schönberg of Hindemith. Zonder psychologische divagaties dringt men in deze duistere materie niet zeer diep door. Ik volsta dus met de vermelding van een muzikaal deficit aan de zijde van Alois Hába. Bovendien was de kwarttoonvleugel nogal vals. Burian's Voice BandGa naar voetnoot171 staat met één teen in de muziek, met de rest van zijn voeten in het cabaret. Het is een soort spreekzingen voor koor a cappella, gespekt met alle grapjes waaraan de jazzbands ons gewend hebben: meefluiten, kus-kus-geluiden maken en nasilleren. Het is hier en daar niet onamusant voor ons, die Wagenaars Ode aan de vriendschap (vriendschapschap)Ga naar voetnoot172 hebben meegemaakt. Maar in hogere instantie bijzonder triviaal. Het werd het succes van de ochtend, er werd van allerlei gebisseerd, ook een aardige tango. Wat een van mijn Italiaanse vrienden luidkeels deed opmerken dat deze Habanera hem honderdmalen liever was dan de muziek van de Hába nero. Gij moet namelijk weten dat Alois zwarte lokken heeft... |
|