Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 415]
| |
Pro en contra / BespiegelingenGa naar voetnoot142
| |
[pagina 416]
| |
maal mee eens, want deze opeenstapeling van klanken zonder verband, zonder logica, zonder evenwicht, kan nooit muziek worden genoemd. De discussie liep verder dood in een niet zeer heldere panegyriek van Honegger op het werk van Bach en een advies van d'Indy om Die Kunst der Fuge (waarom niet de Französische Suiten?) nog eens te bestuderen. Honegger meende: Een ander misverstand komt voort uit die beroemde terugkeer tot Bach, waarover men spreekt zonder die te begrijpen; te velen kennen van Bach slechts de uiterlijke, formalistische zijde: dit echter is een ontkenning van zijn geest. Men moet van Bach de discipline beminnen, zijn contrapuntische kennis, niet echter de harmonische basis, want wij mogen en kunnen dienaangaande niet vergeten wat in de tijd tussen Liszt en Debussy aan harmonieën is ontdekt. Bach is blijven staan bij de drieklank en het dominantseptiemakkoord - tegenwoordig zou dit hetzelfde zijn als een Hispano-motor te zetten in een postkoets. Wij beschikken over meer gecompliceerde harmonieën, die zeker even logisch zijn. Men ziet, de misverstanden liggen nogal hoog opgestapeld. Ik vraag mij af of dit niet vermeden had kunnen worden. Dat d'Indy de moderne componisten, voor zover hij die kent, ernstige verwijten doet, is op zijn leeftijd niet anders dan natuurlijk. Niemand verwacht van de famulus van César Franck anders of meer dan een gesloten oor voor de klanktovers der polytonaliteit. En Frankrijk is nimmer de plaats geweest waar men de bewegingen in de internationale wereld der tonen met absolute duidelijkheid kon waarnemen. Zoiets gaat in Nederland beter. De brave Honegger, ofschoon Zwitser van geboorte, gaat met zijn lijstje Milhaud-Poulenc-Prokofjev-Hindemith evenmin vrijuit - dat is al te zeer op de galerij gespeeld. Maar toch was de lectuur van deze discussie boeiend. Iemand als d'Indy vertegenwoordigt een verleden waarvoor men respect moet voelen. Men zou hem het volgende geantwoord willen hebben: Cher maître, wij lezen op bladzijde 9 van uw Cours de composition musicale het volgende: | |
[pagina 417]
| |
al te laat, helaas, het inzicht te schemeren dat de kunst inderdaad ook een middel ter vooruitgang is en bespeurt gij dus de behoefte dit late relativiteitsbesef te verkeren in een défense des temps perdus?Ga naar voetnoot146 Wat wij Arthur Honegger onder het oog zouden willen brengen, is van geheel andere aard. Wij zouden hem moeten vragen of hij zichzelf werkelijk buiten staat acht het | |
[pagina 418]
| |
Kwintet van SchönbergGa naar voetnoot149 bij het aanhoren te volgen. Als dat inderdaad zo is, dan behoort hij de muzikale opvoeding welke hij genoten heeft, ten spoedigste te laten herzien. Want men kan het oeuvre van Schönberg toch waarlijk niet meer naderen met de dooddoeners ‘muziek voor het oog’ en ‘werk van een theoreticus’. Als componist behoort men in staat te zijn het (zeer onvolmaakte) werk van A. Schönberg te been te veroordelen op muzikale gronden, dacht ik. Dat is een kwestie van vakkennis en Honegger is aan ons en aan zichzelf verplicht zijn inzichten wat beter te funderen. Ook kon hij zijn stijlgevoel nog enigermate ontwikkelen, zie zijn full-hand Milhaud, Poulenc, Prokofjev, Hindemith... Ik begrijp niet waarom men, in muzikale zaken, altijd pueriliteiten moet colporteren. Voor d'Indy bestaat de nieuwe muziek niet, dat is duidelijk, en dat had men al veertig jaar geleden kunnen vaststellen. Maar het lijkt mij tamelijk waarschijnlijk dat de talenten van Arthur Honegger ook niet omvattend genoeg zijn om hem een helder besef van de waarde der nieuwe kunst te garanderen. In deze discussie immers liet hij zich van een zó dromerig romantisch kantje zien dat ons vertrouwen in zijn aanstaande composities weer ernstig geschokt werd. Hij ziet de gevaren van het neoclassicisme niet duidelijk genoeg in; het mangelt hem aan felheid, aan kritische zin, aan vitaliteit. Heeft hij de betekenis van Debussy verstaan? Blijkbaar niet. Werd hij ooit werkelijk overtuigd van de verdiensten en de zwakheden (het mysterieuze lek, zoals Matthijs Vermeulen het noemt)Ga naar voetnoot150 van Stravinsky's Sacre du printemps? Kent hij nu, na een jaar of zes, zeven, de ernstige fouten van zijn Roi David, het werkje waarop men hem tot meester promoveerde? Ik vrees ervoor. Vincent d'Indy heeft de muziek waarschijnlijk geen goed gedaan met zijn bespiegelingen. De tijd van getuigen is voor hem voorbij. Maar voor Honegger is die tijd blijkbaar nog niet aangebroken. Hij zal de muziek - en dus ook de moderne muziek - het beste dienen, niet slechts door te zwijgen, maar vooral door toe te nemen in kracht, in diepte, in menselijkheid. Onderhand kan hij dan misschien nog leren Schönbergs opus 26 te volgen zonder partituurtje. |
|