Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdMuziek in Amsterdam - Concertgebouw
| |
[pagina 412]
| |
het vijfentwintigste jaar dan op het eenenveertigste. Maar dat zoiets de Europese muziek van 1924 zou moeten voorstellen...Ga naar voetnoot138 De symfonie van Bloch werd geconcipieerd van geheel andere premissen uit, maar een meesterwerk werd het evenmin. Het is al een betrekkelijk oud stuk (het werd gecomponeerd tussen 1912 en 1916); voornamelijk blijkt eruit dat het muziekbesef van de auteur bijzonder stroef is. Er was na 1916 te weinig evolutie, meen ik. In de Israël-symfonie zit de auteur stevig vast aan de gebruiken der Duitse Neoromantiker en van persoonlijke accenten merkt men niet veel. Het procédé is te veel: een climax, afnemen, een aanloopje, een climax - enzovoort. Soms liggen die hoogtepunten drie minuten gaans van elkander af, soms hebben wij zeven minuten nodig weer boven te komen. Maar de panorama's wisselen nooit, het uitzicht blijft hetzelfde. Dit is een werkwijze welke buitensporig vermoeiend is voor de actieve en passieve bedrijvers van deze muziek, een werkwijze die Bloch eigenlijk al in zijn conservatoriumjaren had behoren af te leren.Ga naar voetnoot139 Het belangrijkste van alles was voor mijn gevoel de tweede uitvoering van het vioolconcert van Hindemith, waarmee Schmuller zijn vijfentwintigjarig jubileum als kunstenaar vierde. Het werk werd ruim een jaar geleden voor de eerste maal hier uitgevoerd en de muziek ging er niet op vooruit, in dit jaar van rust. Maar het blijft van Schmuller een meesterlijke reproductie: gespannen, strak en toch juist zo barok als deze muziek in wezen is. Ik voel persoonlijk geen spoor van waardering - laat staan van neiging - voor het oeuvre van Paul Hindemith; de meningen van de concertgever Schmuller, die in het programma laat afdrukken dat ‘Hindemiths zin voor melodiek ongetwijfeld is’ (bedoeld zal wel zijn: lijkt mij boven twijfel verheven, dat is in ieder geval beter Nederlands) en ‘ook in dit werk is Hindemith de belangrijkste componist van de tegenwoordige tijd’ mogen bij deze gelegenheid dus, niettegenstaande het apodictische ‘is’, door mij onweersproken blijven. Schmuller laat namelijk na zijn zeer positieve stellingname met bewijzen te beleggen en het is zeer de vraag of een discussie over melodische waarden en over superlatieven in waardering niet beter overgelaten kan worden aan ter zake volstrekt onbevoegden... Zoals het bijvoorbeeld met de geaccrediteerde meesterwerken der klassieke periode is gegaan. Persoonlijk meen ik: dat Hindemith een gepast en handig gebruik heeft gemaakt van sommige trouvailles van Stravinsky en Schönberg, dat hij zin voor dynamische en metrische elans bezit en geen spoor van algemeen-Europese cultuur. Ik acht hem eenzijdiger nog dan iemand als Matthijs Vermeulen, maar minder erudiet en minder dramatisch dan deze. Een fijn oor, een ontwikkeld gevoel voor verhoudingen, zin voor humor (dat is relativiteitsbesef), verlangen naar volmaakte ciseleur - kortom liefde voor het edele vak - vond ik in zijn werken nog niet, tot dusverre. Maar men kan natuurlijk niet alles van een vioolconcert verlangen. |
|