Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdMonteux' afscheid
| |
[pagina 387]
| |
Pierre Monteux heeft in een interview verklaard dat symfonieconcerten met paradepaard rijdende solisten uit de tijd zijn.Ga naar voetnoot94 De leiding van concertinstellingen is daar nog niet zo van overtuigd: een solist met een wereldreputatie trekt meer publiek dan een meesterlijke reproductie van een symfonisch werk, meent men. Het auditorium van het Amsterdamse Concertgebouw heeft echter ditmaal Monteux' bewering eens nadrukkelijk onderstreept: geen der solisten ontving tot dusverre een warmer ovatie dan de dirigent deze keren gewerd. Men zou hieraan opmerkingen willen vastknopen over evoluties in het muziekbegrip der menigte, maar dat zou, vrezen wij, dan toch weer te veel eer zijn. De zaak zit waarschijnlijk zo: het veelhoofdige, anonieme (alhoewel Amsterdamse) publiek vermaakt zich in het jaar 1928 blijkbaar beter met superieure uitvoeringen van de meeslepende Sacre of van de rederijke sultane Shéhérazade dan met muziekstukken als het Vioolconcert van Brahms, het Celloconcert van Saint-Saëns of het zoveelste pianoconcert van Beethoven. Dit zou wel eens een tijdverschijnsel kunnen zijn. Men begint in te zien dat het technische vermogen en de artisticiteit, gebruikt om een uitvoering van Le sacre tot stand te brengen, van hoger orde zijn dan de talenten waarmee men een of ander solistenconcert tot een welluidende gebeurtenis maakt. Men krijgt langzamerhand enig besef van de zeer bijzondere herscheppingstalenten van het orkest, onder de nooit verslappende leiding van iemand als Monteux, die nimmer met ‘opvattingen’ het kunstwerk voor de voeten staat. De uitvoering van Le sacre du printemps was een zeer bijzondere gebeurtenis. Nimmer klopte het ensemble beter, nergens hoorde men de climax grootser en rustiger opbouwen. Het is een stuk als een natuurverschijnsel, een donderbui of een aardbeving. Het is, met dat al, geen volmaakt kunstwerk: er zijn dode plekken en lengten in die geen enkele executie kan wegdoezelen. De fortes zijn altijd beter gerealiseerd dan de stillere fragmenten en het is een hachelijk symptoom als de enthousiasten, naar aanleiding van die dode plekken, gaan beweren dat men bij zo'n balletmuziek de handeling niet kan ontberen. Bij de geslaagde passages (het begin, slot eerste deel, slot tweede deel) denkt geen mens aan de blikken en bordpapieren santenkraam van een Russische balletregie. Daar is de muziek: raak. En dus: zichzelf genoeg. Zo evolueren wij met alle verschijnselen mee. Drie jaar geleden floten ze na de Sacre en de mensen liepen bij drommen de zaal uit.Ga naar voetnoot95 Dat was een definitief en plezierig fiasco. Plezierig voor ons, die wisten dat de verandering in houding met volstrekte | |
[pagina 388]
| |
zekerheid komen moest. Bij de tweede uitvoering was er reeds een dóór-applaudisserende kern van overtuigde enthousiasten. En zo ging dat verder. Nu werd er al gejuicht en met zakdoeken gezwaaid. Alles komt zoals het komen moet, niemand kan een zich baanbrekend inzicht tegenhouden. Aan Sacre-vehementies was hier een dringende behoefte. Hollands muziekpubliek raakt mondig. Niet langer meer laat men zich zoet houden met Brahms-marsepein, Schubert-bruidssuikertjes en Mendelssohn-fondants. Men herkent de eigen, instinctmatige verlangens: de hartstocht voor een bezeten ritmiek, voor een knellende melodiek. En alle ethica, alle schone schijntjes van ‘innerlijkheid’, ‘vergeestelijking’ en ‘diepe menselijkheid’ verbleken in de gloed ener primaire ontroering. De Sacre heeft een enorm bevrijdende invloed uitgeoefend - en als de jongen van heden Stravinsky's les van 1912 verstaan zullen (Stravinsky zelf heeft dit niet gedaan, helaas!), dan wachten ons nog nieuwe, schokkende ontdekkingen, die er niet weinig toe zullen bijdragen de generatie van 1940 tot een sterker en bewonderenswaardiger ras te maken dan wij, oorlogswezen van 1914-'18, voor het merendeel zijn. Shéhérazade van Rimski is toch een stuk dat zijn tijd heeft gehad. Het is bewonderenswaardig georkestreerd, maar de melodische en ritmische gegevens zijn van nul en generlei waarde. Psychologisch is het niet onaardig, maar hopeloos alledaags. Er is een zelfkantje van schoolmeesterij aan Rimski's manier van sprookjes vertellen, die heel spoedig irriteert: zeker, men voelt allerlei logische opmerkingen volkomen na. Maar ons interesseren doen ze niet meer. De stijl is uit de tijd; het werd bioscoopmuziek. De solisten van deze beide afscheidsconcerten waren: Helmann en Denayer (Symphonie concertante voor viool en alt van Mozart) en Denayer (Altconcert van Händel). Dit laatste was een noviteit, niet belangrijk voor muziekhoorders zonder meer, maar bijster interessant voor muziekfilologen. Men zou dit concert wel eens in een kleine ruimte willen horen.Ga naar voetnoot96 En de kleine stukken waren: Ouverture Coriolanus van Beethoven en de Manfred ouverture van Schumann. Na de uitvoeringen van Debussy's Pelléas werd de uitvoering van Le sacre de tweede mijlpaal in dit, vrij tamme, winterseizoen. |
|