Rudolf Mengelberg - Franck - Berlioz
22 november 1927 (RN)
Concertgebouworkest o.l.v. Pierre Monteux (20 november 1927)
Berlioz: Ouverture Le carnaval romain
Rudolf Mengelberg: Symfonische variaties voor violoncel en orkest
(solist: Marix Loevensohn)
Franck: Symfonie in d
Wij werden in het centrum van muzikaal Nederland niet verwend met noviteiten, tot dusverre. Als betrekkelijke nieuwigheden mochten gelden: de Onvoltooide symfonie van Borodin en een paar Italiaanse stukjes (Malipiero, Casella). Zondagmiddag prijkten voor de eerste maal de langverwachte woorden Allereerste Uitvoering weer in het programma van het concert in het Concertgebouw en dat was ten behoeve van één werk: Symfonische variaties voor violoncel en orkest, van de onderdirecteur van het Concertgebouw, dr. C. Rudolf Mengelberg.
Loevensohn speelde vooral het slot van dit werkje bijzonder fraai van toon en verstild van expressie. Enkele technisch niet zeer voordelige passages lukten minder. De compositie, welke één jaar oud is, ongeveer, toont helaas weinig evolutie vergeleken bij andere werkjes van dezelfde auteur. Er staat overvloedig slagwerk in, maar dit slagwerk werd bepaald niet gelukkig aangebracht.
De expressie van de Symfonische variaties schommelt tussen de solo uit Strauss' Don Quixote, de Negende van Mahler en de zogenaamde Gothische chaconne van Dopper heen en weer. Er staat vrij veel Dopper in dit stuk, méér nog naar de geest dan volgens de noten. De schrille contrasten bijvoorbeeld tussen quasi-volksliederlijk enthousiasme en meditatie zijn typisch Dopperiaans. Mengelbergs orkestreertalenten groeiden sinds de vorige werken; de solocello is bijna overal verstaanbaar en eerste hoorn, fagot en basklarinet hebben dankbare solotrekjes.
Het thematisch gegeven is wat neutraal: vier stappen naar boven, vier naar beneden. De lyrische fragmenten zijn meer geïnspireerd op Richard Strauss; daar horen wij dus wat grotere intervallen.
Het hoofdnummer van dit programma werd gevormd door Francks Symfonie. De Symfonie heeft een groter gebaar dan de donderdag uitgevoerde Psyché-fragmenten van dezelfde meester. Maar men zou toch niet mogen zeggen dat Franck ons als auteur van symfonieën boeien kan, op den duur. Zeker: de thematiek is nobel, de bewerkingen zijn meesterlijk, Francks harmoniek is altijd interessant. Maar het is alles wel zeer eenzijdig: al die nobele motieven lijken op elkander als honderd witte schapen uit dezelfde kudde. De geest van de docteur angélique de la musique was toch te weinig verscheiden om ons na veertig jaar twee concerten achtereen te kunnen boeien. Wanneer wij nu juist niet donderdag Psyché gehoord hadden, was het nog wat anders geweest. Wij bidden om matiging. Geen enkel evangelie verdraagt een zo nadrukkelijke verkondiging.