Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 363]
| |
Pelléas et MélisandeGa naar voetnoot58
| |
[pagina 364]
| |
Er zijn ook de tegenkleuren: Golaud in het woud, de beide broeders in de gewelven van het kasteel, Golauds wanhoopsuitbarstingen - maar nimmer wordt dit ‘theatraal’. En dan zijn daar die schijnbaar onbelangrijke details, die echter door des componists toverkunst voor eeuwig in onze herinnering geëtst staan: die vier of vijf maten voor koor achter de coulissen, zingende matrozen op een schip dat in de vallende schemering uitvaart, terwijl de vuurtorens hun lichten gaan ontsteken. Details, als alles. Maar onmisbaar in het geheel. En zwaar van betekenis. Om het werk recht te doen wedervaren, zouden wij over veel meer ruimte moeten beschikken dan ons in het Nieuwsblad toegemeten is. En het zou ook niet goed mogelijk zijn dieper op de werkelijke betekenis van Debussy's meesterwerk in te gaan, zonder in technische beschouwingen van het drama en van de compositie te vervallen. Wij zeiden reeds dat de uitvoering buitengewoon geslaagd is. Het is een aangename plicht in de eerste plaats Pierre Monteux te herdenken, aan wiens initiatief wij deze gebeurtenis danken. Hij heeft met het orkest en de solisten wonderen tot stand gebracht. Het orkest klinkt in de Amsterdamse Stadsschouwburg altijd slecht: hobo's en koper steken hinderlijk uit; de bassen raken hun timbre kwijt en de pauken klinken bijna even rampzalig als in de radio (gelukkig staan er weinig paukenroffels in de Pelléas!). Maar afgezien van desiderata, die uitsluitend de timbres betroffen, was het een voortreffelijke prestatie. Hier herkende men weer de souplesse en de accuraatheid van het volmaakte concertorkest. Dat vindt men (behalve een enkele maal in Wenen) bij geen enkel theaterorkest. Alle solotrekjes waren evenzovele solistische prestaties. Vervolgens moeten wij van de decors van André Boll gewag maken. Dat was buitengewoon indrukwekkend en de - zeer sterke - stemmingen werden zonder uitzondering bereikt met de eenvoudigst denkbare middelen. Het grootste compliment dat wij de decorateur kunnen maken, is dat het toneelbeeld volmaakt tijdeloos was: ondergeschikt aan de muziek en daardoor juist wat het wezen moest. Van de solisten behoren wij vooral Panzéra (Pelléas) te herdenken. Dat was verreweg het beste wat wij in jaren gehoord hebben. Maar ook de overigen: de dames Brothier en Croiza en de heren Dufranne en Huberdeau, vervulden hun opgaven op bewonderenswaardige wijze. Paul Lys had de kleine rol van Le médecin. Maud Bernard zong het Yniold-fragment (de tweede Yniold-scène was helaas ook bij deze uitvoering geschrapt). Huberdeaus regie was sober en uitstekend begrepen. |
|