Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 301]
| |
Muziekfeest te Frankfurt IIGa naar voetnoot315
| |
[pagina 302]
| |
zijn harmonieën te analyseren, zouden wij gebruik moeten maken van Schönbergs jargon, en zijn constructies, zijn ostinati en contrapunteringswijzen zijn stellig beïnvloed door de Stravinsky van het Octuor en L'histoire du soldat. Er zijn sommige verschijnselen die mij nog bevreemden: zijn exposities zijn dikwijls te gedrongen en de doorwerkingen vertonen overbodige herhalingen. Maar het is een opusculum dat wij in Nederland zeker hoe eer hoe liever moeten horen. Ten derde wil ik u berichten over de Siebente Suite, opus 48, van Josef Matthias Hauer. Hauer is, in de branche der atonaliteit, de grote concurrent van het huis ‘Arnold Schönberg Nachf.’. Hij polemiseert over deze imponderabilia bij elke mogelijke gelegenheid; hij ligt met alles en iedereen overhoop en hij laat geen gelegenheid voorbijgaan om zijn principes te propageren. Hij heeft onderhand een persoonlijk jargon geschapen, waardoor onvoorbereide musici totaal verbijsterd plegen te raken; hij spreekt van tropen, melisch en tektonische melodieën. Hij eindigt zijn inleiding in het programmaboek met de laconieke mededeling: ‘Die gewollte Monotonie in diesem Werk soll dem melischen Hören dienen.’ Maar het blijkt altijd gevaarlijk om duivels op te roepen als gij ze niet bezweren kunt - zie Goethes Zauberlehrling. De waarheid die wij onder woorden kunnen brengen met ‘tout genre est bon, sauf le genre ennuyeux’,Ga naar voetnoot317 werd hem noodlottig. Het kan ons nu eenmaal in het geheel niet schelen of wij al dan niet ‘melisch’ horen: het oor en het muziekbewustzijn reageert op deze vriendelijke imperatieven met een volslagen doofheid. Wij volgen Hauers cerebrale constructies gedurende vijf minuten met onverflauwende belangstelling, maar zonder een seconde ontroerd te raken. En na vijf minuten is de aardigheid van het mechaniekje af en dan duurt het nog een kwartier. Hauer is de zoveelste asceet onder de tegenwoordige componisten en hij heeft ons evenmin iets te zeggen als de andere asceten. Voor één maat van Johann Strauss kunt gij Hauers complete oeuvre cadeau krijgen. Ik noem dit geen ‘geleerde’ muziek en ik kan geen spoor van bewondering koesteren voor de ‘techniek’ van het geval. Techniek is een middel om affecten te projecteren, niet: om affecten te denatureren. Als ik van alle speculatieve metafysica bij deze componist afzie, blijft er niets anders over dan een ontstellend wrang, onpersoonlijk levensbesef. Hij onderscheidt zich door zijn gewilde isolatie, dat is alles. Maar een componist behoort zich te onderscheiden door de muzikale waarde zijner scheppingen. Hauer maakt een ‘Trugschluss’... En na een ‘bedrieglijk slot’ behoren wij altijd verder te gaan, is mij geleerd. Nu, verder komt er ditmaal niet erg veel meer. Muzikaal belangrijk was nog het kwartet van de zevenentwintigjarige Rus Alexander Mossolov, voortreffelijk gespeeld door het Weense Kolisch-kwartet. Het werk is nog onevenwichtig, maar er zit een prachtige vaart in, hij weet zijn climaxen op te bouwen en hij voelt precies hoe en waar hij eindigen moet. Het pianowerk Danse del re David van Castelnuovo-Tedesco werd fenomenaal gespeeld door de Hannoverse virtuoos Walter Gieseking, maar het is buitengewoon | |
[pagina 303]
| |
onbelangrijk, grof en ‘draufgängerisch’. Castelnuovo-Tedesco heeft zich na zijn oudste liederen: Stelle cadenti en CoplasGa naar voetnoot318 niet meer ontwikkeld - integendeel. De symfonie van Nielsen is een ouderwets-romantisch werk, zonder een spoor van geest ontworpen en voltooid met een maximum aan trucs en een minimum aan artisticiteit. De Denen denken er anders, plezieriger over. Als men de panegyrieken op hun Nielsen leest, zou men denken dat ze het over Beethoven hadden. Het symphonic poem Dance in Place Congo is een stuitende platitude. De in zijn programma-inleiding uiterst joviale auteur schrijft: ‘Gewisse musikalische Illustrationen (kreolische Gesänge, Tanzphrasen und Bruchstücke südlicher Melodien) haben mich inspiriert. Ich habe sie in der Art von Grieg und Tschaikowsky verwendet’... Wat deze Grieg-Tsjaikovskiaanse parafrase op negerliederen en plantersrefreinen op een muziekfeest der International Society for Contemporary Music moest doen, is een raadsel. Het is alsof gij Beecher-Stowes De negerhut tot de moderne Nederlandse literatuur zou gaan rekenen. |
|