opnieuw weer begon de goede man over de blonde lokken en de blauwe ogen en het kransje van vergeet-mij-nietjes - en wij werden er eigenlijk wat verlegen onder. Dit leek toch geen gepast midzomervermaak en als onze oude vriend nu maar niet zo Amerikaans-Duits had gesproken - gij kent dit wel: alle woorden half uitspreken en de rest door de chewing gum heen kauwen - dan hadden wij hem nog veel kunnen vergeven. Maar nu vonden wij het een mislukt avondje.
Deze fantasie is een getrouw beeld van het Derde zomervolksconcert in het Amsterdamse Concertgebouw, onder ‘leiding’ van Willem van Hoogstraten. Men speelde de Vierde symfonie, de zogenaamde Tragische ouverture en, met mevrouw Ney-van Hoogstraten als soliste, het Tweede pianoconcert. Zelden zal men slordiger en antimuzikaler concert in het centrum van muzikaal Nederland te registreren hebben gekregen.
Alles rammelde en hing uit het lood, alles klonk lusteloos en mat, en bij dit alles, of dit weinigs, maakte Van Hoogstraten een aantal gesticulaties die wellicht goede diensten konden bewijzen om in een niet al te moeilijk boompje te klimmen, maar die, voor een orkest gebruikt, de meest geheide muzikanten nog tot aarzeling konden brengen. Men moet al een zeer onalledaags talent in verwarring-stichten bezitten om een orkest als het Amsterdamse dermate uit de koers te kunnen helpen, en dat nog wel met een Brahms-programma...
Elly Neys opvatting van het Tweede concert kennen wij. Dat is vooral lyrischgevoelig als er piano staat, en onbeheerst-wild als het vlugger gaat. Deze soliste is een wonderlijke combinatie van artistiek ‘temperament’ en onartistieke muzikaliteit. Zij heeft grote pianistische kwaliteiten, maar ze speelt eigenlijk nooit piano, als ze piano speelt. Er wordt angstwekkend geslagen (toch heeft zij geen groot forte), ofwel: alles is kleurloos en vlak. Zij schijnt, niettegenstaande haar grote muzikaliteit, typisch geen pianiste, geen reproducente. Misschien had zij, twintig jaar geleden, een componiste kunnen worden of een violoncelliste. Er zijn vele gradaties in een muziekbewustzijn mogelijk en niet altijd treft de musicus juist het medium dat hem of haar het gunstigst ligt. Iemand als Friedberg is een geboren pianist, Kreisler is een geboren violist. Maar de violist Flesch zou als pianist veel beter op zijn plaats zijn geweest, de pianist Pembaur is eigenlijk: een redenaar, de violist Huberman: een dramatisch acteur. Met deze opmerkingen als punt van uitgang kan men nog interessante studies van vele celebriteiten maken...
Dat Willem van Hoogstraten heel weinig dispositie voor de specialiteit dirigeren heeft, is overtuigend gebleken.