Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdWillem van Hoogstraten
| |
[pagina 276]
| |
Hij begon met Moesorgsky's Nuit sur le mont chauve. Met heroïeke zwaaien en pijnlijk vertrokken kaakspieren, als het forte werd. Halfweg de derde maat zwaaide het hele apparaat al gelijk een Zuiderzeejacht in een vliegende storm in de Golf van Biskaje. Geen enkele indicatie kwam op zijn tijd, niets sloot en er was geen spoor van dynamiek. Toen kwam Stravinsky's suite uit L'oiseau de feu. De twaalfachtsten maat van het begin leek nu eens op een driekwart, dan weer op een ritueel om ratelslangen te bezweren, maar nooit op een uitvoerige vierkwart. Bovendien begon het plusminus veertig metronoomgraden te langzaam en daar bleef het bij. De Berceuse, dat infernaal Ravellerige stukje uit de suite (men moet al het talent van een Monteux hebben om het nog aanvaardbaar te kunnen maken) ging nog dubbel zo langzaam en alles bleef mezzoforte. Toen het uit was, werd het vriendelijk ontvangen: niemand verwacht van een Amsterdams zondagavondpubliek dat het met zekerheid de relatieve waarden tussen werk en uitvoering schatten kan. Maar niemand moest er ook rekening mee behoeven te houden dat men zich met een dergelijk jantje-van-leiden van het dirigentenvraagstuk afmaakt. Willem van Hoogstraten heeft alle eigenschappen om een goed dilettant van de dirigeerstok genoemd te worden, maar het is pijnlijk dat dit blijkbaar voldoende geacht wordt om de zomerconcerten te mogen ‘leiden’. Na de pauze stond de grote symfonie in C van Schubert nog op het programma. Dat zal geen aanleiding gegeven hebben tot nieuwe observaties en het leek niet voldoende motief om de genoegens van een zondagavondwandeling nog langer uit te stellen. |
|