Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdMatthijs Vermeulen: Sonate voor violoncel en piano
| |
[pagina 274]
| |
Wij kenden deze sonate van enkele uitvoeringen door Evert Cornelis en Thomas Canivez. Zij werd in 1918 geschreven en ik weet niet in hoeverre zij thans, na bijna tien jaren, nog typisch is voor het muziekbesef van haar auteur. Het komt mij echter voor dat Vermeulen tegenwoordig in hoofdzaken niet wezenlijk anders zou schrijven dan hij in 1918, met deze sonate, deed. Het type van zijn melodiek is zeer persoonlijk, maar het vraagt nergens om ‘verwerking’, in onze zin. Zijn melodieën hebben geen wisselende expressiviteit, als die der klassieken, zij iriseren niet, door lichte harmonische of metrische modificaties, als die van Debussy. Vermeulens melodieën behoren tot het type der muzikale mineralen, om het zo eens uit te drukken, niet tot de - zich onophoudelijk wijzigende - flora of fauna. Zij zijn à prendre ou à laisser, zij blijven zichzelf gelijk, zij hebben, in hun meest geperfectioneerde verschijningsvorm, de waarde van - veelal duistere - symbolen. Zij zullen u morgen niet anders treffen dan zij gisteren deden, men kan ze niet ‘interpreteren’ als Chopin, Beethoven of Bach; zij kunnen slechts op één wijze geuit worden; zij zijn, in de meest letterlijke zin: ondubbelzinnig. Dit zijn geen geringe verdiensten, voor een kunstmiddel. Ten andere bevat natuurlijk dit type melodiek vele kwade kansen voor zijn auteur. Gij kunt zijn muziek slechts goed spelen van een wezenlijke en grondige gelijkgestemdheid uit. Vermeulen schuwt ‘algemeen-gang-baarheden’ als de pest en hij zal dus liever een heel werk verwerpen dan daar één noot in te laten staan die hij niet verantwoorden wil. Ik ken weinig kunstwerken die ontworpen werden van deze en dergelijke premissen uit. Ik vraag mij zelfs af of de collectieve muziekgevoelige mensheid de resultaten van dit levensbesef ooit ‘kunstwerken’ zal willen noemen. Men eist van zijn kunstwerken een halverwege tegemoetkomen, men heeft de aanduiding, vaag, dubbelzinnig, als ge wilt, lief boven de verklaring. Maar men zal geen ogenblik ontkennen dat deze sonate een document humain is van de eerste grootte, geuit met een ontstellende zekerheid, wranger dan het altijd wat melodramatisch gejammer van Strindberg, etsender dan de vlijmende analyses van Dostojevski. Het is eenzijdig - de uitingen van alle gelijk Vermeulen geïntroverteerde naturen zijn altijd eenzijdig - maar de kwalificatie van eenzijdigheid is bijna het tegenovergestelde van een verwijt. Berlioz was ook eenzijdig, en, anderzijds, César Franck. Hugo Wolf, Richard Wagner, Vincent van Gogh en Rousseau waren eenzijdig, en het is niet om hun veelzijdigheid dat wij Mozart en Bach vereren boven Beethoven of Gluck. Ik zou het type van Vermeulens melodiek - dat is dus: de essentie van zijn wezen als componist - buiten discussie willen stellen. Op het punt van persoonlijke appreciaties behoort men een werk als dit niet te gaan vergelijken. De bedenkingen die ik eventueel tegen de sonate zou hebben, zijn van andere aard. Het is namelijk voor mij de vraag of Vermeulen, die zich onophoudelijk de bitterste moeiten getroost om de welving van een melodie volkomen aan zijn voorstellingen te laten beantwoorden, zich altijd voldoende rekenschap pleegt te geven van de resultaten welke het samenklinken van de diverse stemmen moet opleveren. Het begin van het tweede deel bijvoorbeeld lijkt mij niet zo maar realiseerbaar (van cijfer 10 tot halfweg cijfer 12). Ik weet niet of die sonoriteiten daar de enig juiste verklanking zijn van de bedoelde stemming. Zo ook tussen 17 en 18. Volkomen | |
[pagina 275]
| |
geslaagd lijken mij daarentegen het slot van het eerste deel, het begin van het tweede, het fragment tussen 13 en 14 (cijfer 13 is in de pianopartij weggevallen, het moet staan op de 13e maat van bladzijde 13). De sonate van Vermeulen bleek mij thans, bij herhaling, een der bijzonderste concepties van dit tijdsgewricht. Het is niet ‘modern’, in tegenstelling met het genre dat wij ‘klassiek’ plegen te noemen. Typisch Hollandse kenmerken: bondigheid en beheerst gevoel, zin voor humor, vindt men er niet in. Men moet soms aan Bartók denken, soms aan Schönberg. Maar het wezen van deze beide auteurs staat lichtjaren gaans van Vermeulens naturel af. Nu eens waait er steppewind door deze muziek, dan weer kloosteratmosfeer. In Vermeulen vinden zich Kozak en Groot-inquisiteur verenigd.Ga naar voetnoot265 Zijn werk is gewis een schakel in de keten der evolutie, doch men weet nog niet wat hij eens verbinden zal. Voor het ogenblik aanvaarden wij deze sonate als de projectie in klanken van een zeer persoonlijk, zeer streng en zeer dramatisch - en juist daar wellicht wat al te romantisch levensbesef. Ik verheug mij dat de sonate gedrukt werd - er is bij Vermeulen een achterstand in te halen! - en het valt slechts te hopen dat de instrumentalisten hun plichten ten opzichte van dit werk zullen nakomen. |
|