Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdUit Amsterdam. Concertgebouw
| |
[pagina 272]
| |
was het optreden van de Spaanse violoncelvirtuoos Gaspar Cassadó, met het Concert van Saint-Saëns.Ga naar voetnoot257 Minutenlang applaus en krantenvol lof. Cassadó is een eminent violoncellist en bovendien auteur van een violoncelconcert dat wij wel graag eens van hem gehoord hadden.Ga naar voetnoot258 Wellicht was er dan ook in deze ernstige kolommen meer plaats voor hem geweest. Mengelberg besloot dit concert weer met een Vijfde symfonie: ditmaal die van Tsjaikovski. Het achtendertigste abonnementsconcert bracht een Hollandse noviteit: Impressions du midi, van G.H.G. von Brucken Fock: vijf momentfotografietjes van een landschapje, van een dansje, van een mistralletje - met ettelijke chromatische toonladders en wat veel slagwerk -, van nog een landschapje en (waarschijnlijk) van een bekoorlijke Bretonse.Ga naar voetnoot259 Wat dit laatste betreft: het opschrift La capricieuse laat meer te vermoeden over dan bijvoorbeeld Le mistral en is dus als onderwerp van muzikale compositie veel bruikbaarder. Het werd ook het beste stukje van de vijf. De andere nationale muziek die - alhoewel hors concours - werd gespeeld, was het Wilhelmus, ter begroeting van de aanwezige Vlaamse en Zuid-Afrikaanse studenten. Muzikaal gesproken had dit Wilhelmus dus eigenlijk een combinatie van Vlaamse Leeuw en Di Vierkleur van ons dierbaar Land moeten zijn. Dit concert liet ons ook kennismaken met het pianospel van Lubka Kolessa (Tweede concert van Chopin), muzikaal en fraai van toon. Verder bevatte het programma de Ouverture Die Hebriden van Mendelssohn en de Eerste symfonie van Brahms.Ga naar voetnoot260 Het voorlaatste concert was gewijd aan Mozart en Mahler (Das Lied von der Erde).Ga naar voetnoot261 De Symfonie (in Es) van Mozart is van 1788; Das Lied von der Erde is van onze dagen. Maar Das Lied von der Erde verouderde reeds aanzienlijk. Mozarts werk staat eens en voor al buiten de tijd. Bij de beste werken van Mozart, Bach, Haydn of Beethoven denkt men niet meer aan de armzalige fictie der jaren waarin die werken geschreven werden. Bach, in zijn meest grandioze uitingen, is een tijdgenoot van Orpheus; Haydn, met zijn speculatief ontstane wonderen (‘het experiment’, geëerde gildebroeders!), maakt zich tot ‘tijd’-genoot van Paracelsus BombastusGa naar voetnoot262 en Thomas Alva Edison. ‘Tijd’ is alleen een realiteit voor de werken waarvan de metafysische achtergronden projecties van tijdelijke relaties zijn. Zoals bij Mahler. De Duits-Chinese lyriek waaruit dit werk ontstond, is volkomen de uiting van een periode die achter ons ligt. Een periode waarvan Mahler een typisch representant was. Ik neem er nota van dat Li-Tai-Po en Mong-Kao-Jen (zo heetten zij toch?) ettelijke eeuwen geleden zijn gestorven, maar is deze lyriek van Bethge soms Chinees? Was Mahler soms een Chinees? Zijn wij dat? Ik wil maar zeggen dat deze quasi-Chineesheden voor Mahler een voorwendsel waren om een stuk autobiografie te kunnen projecteren. Dat was voor Beethoven | |
[pagina 273]
| |
Schillers Ode an die Freude ook en voor Bach het stuntelige gerijmel van zijn tekstdichters. En ik geloof toch dat Schiller voor het wezen van Beethoven meer betekend moet hebben dan Wang-Wei en Tschang-Tsi voor de auteur van de Wunderhorn-Lieder. Ik acht, in hoogste instantie, het kiezen van Chinese - dat wil zeggen Duits-Chinese - teksten een soort kolonisatiesysteem. Daar weten wij Hollanders, stichters van de Oost-Indische Compagnie, alles van. Men ontlokt stemmingen aan niet-verwante gevoels- en gedachtecomplexen. Achteraf destilleert men hier een bepaalde algemeengeldigheid uit, maar in principe stond het hele programma met de opschriften Von der Jugend of Der Abschied al klaar. Ten slotte blijft slechts de autobiografische waarde van een opus als dit. En over de waarde van Mahlers persoonlijkheid zouden wellicht interessante discussies geopend kunnen worden, maar voor het ogenblik is het wel voldoende om vast te stellen, uit Mahlers noten en uit de berichten aangaande zijn ontwikkelingsgang en zijn levensloop, dat hij gewis een groot componist geweest is, doch evenmin een twintigste-eeuwse Beethoven als Wagner een Beierse Sophokles was.Ga naar voetnoot263 Of misschien toch wel? Wij zouden dan een cirkel kunnen sluiten en het tijdsprobleem weer aan de orde stellen: als Wagner in 1860 was wat zijn vereerders hem achtten, was Sophokles, zoveel honderd jaar voor Christus, dan soms ook maar een alledaags histrio? En als Mahler zou zijn wat sommigen hem nu nog noemen, was Beethoven, honderd jaar geleden, dan soms ook niet meer dan een opperkapelmeester? Deze en dergelijke divagaties hebben een ironisch inslagje. De ernstigste verschijnselen van dit ernstig opgenomen leven krijgen dat, bij oververhitting der appreciaties. Maar tot dusverre heeft mij het lot dat een Chopin, een Debussy, een Couperin, Scarlatti of Monteverdi is ten deel gevallen: een partiële vergetelheid, doch een anoniem voortbestaan in de werken der later geborenen, benijdbaarder geleken dan de journalistieke beroemdheid waarmee vrouwe Faam Wagner, Beethoven of Mahler heeft bedacht. Het komt mij soms voor dat aan Beethoven dit ook wel zo geleken moet hebben (laatste kwartetten, laatste pianosonates). Wat Mahler betreft: zijn roem hier heeft altijd iets kunstmatigs gehad. Ik kan mij het muziekleven van 1900 niet denken zonder zijn muziek. Maar in het Parijse muziekleven van 1840 was Félicien David ook een figuur van importantie - bijna evenzeer als Brachthuyzer in het Nederlandse muziekleven ten tijde van De Schoolmeester.Ga naar voetnoot264 |
|