Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdZoltán KodályGa naar voetnoot252
| |
[pagina 270]
| |
Anton Tierie, dirigent van de Amsterdamsche Oratoriumvereeniging, heeft als eerste op dit internationale signaal gereageerd: hij nam het werk in studie (in het Hongaars nog wel) en in de afgelopen week vonden twee uitvoeringen ervan plaats, opgeluisterd door de aanwezigheid van de auteur, ja zelfs zo goed en zo kwaad als het gaan wilde, door hemzelf gedirigeerd. Dit was een. Het trof nu zo samen dat de Hollandse violist Willem de Boer, die in Zürich concertmeester is, ook deze dagen, met mevrouw De Boer-Manz, hier zou concerteren. Mevrouw De Boer, zangeres, had sinds enige tijd liederen van Kodály op haar repertoire genomen; zij had die liederen - ook alweer in het Hongaars - met de componist ingestudeerd en zo kon Kodály, naar Amsterdam geroepen voor zijn Psalmus hungaricus, een succes in de Kleine Zaal van het Concertgebouw boeken na de hartelijke ontvangst die aan zijn koorwerk was ten deel gevallen. Wij verheugen ons over dit vertoon van een waarlijk internationaal besef in ons muziekleven. Het is nodig dat alle kringen van muziekproducenten aldus hun roeping opvatten; het is nuttig voor ons Hollands muziekbegrip de scheppingen van tijdgenoten van andere rassen uit de eerste hand te leren kennen. Zowel Tierie als de heer en mevrouw De Boer komt daarvoor lof toe. Zoltán Kodály zal naar Boedapest terugreizen, overtuigd van het feit dat hier aan de Noordzee een fel en wakker muziekgevoel leeft, overtuigd van de bewuste belangstelling van een hem nog onbekend volk. Ziehier de representatieve kant van de medaille. De kritische kant is een beetje simpeler. Wij, moderne Hollanders van deze jaren, waarderen Kodály als een goed en ernstig componist van gevoelens die voor ons reeds even volkomen tot het verleden behoren als de symphonische Dichtungen van Richard Strauss, de fuga's van Reger of de Gurrelieder van Schönberg. Het sterkst is de componist Kodály als Hongaar, het zwakst als klankenbouwer, als componist. Constructief is de Psalmus werkelijk niet bevredigend en ook in de liederen stuit men telkens op successies die voor ons aan equilibre gewend gevoel uit het lood hangen, niet zeewaardig zijn. De stemmingen redt hij, dankzij zijn temperament. Hij suggereert echter nergens een eenheid, een geheel. Het werk kon langer zijn, korter zijn, luider of stiller, zonder dat wij dat wezenlijk zouden ondervinden. Het is een zeer eenzijdig, lyrisch, romantisch en tot het bespiegelende geneigd auteur. Geen dramaturg, geen bouwheer, geen maarschalk. Hij geldt, in de actuele moderne appreciatie, als de tweede Magyaarse componist van heden; men rangschikt hem na Béla Bartók. Het is niet wel uit te maken, in een artikel als dit, op welke punten Bartók hem overtreft, en de opmerking dat Kodály's lyriek boeiender, echter is, hangt evenzeer wat in de lucht. Eén ding staat vast: onder Kodály's leiding ontwikkelt zich tegenwoordig een componistengeslacht in Boedapest dat wellicht een belangrijke rol zal spelen in het hernieuwingsproces dat muzikaal Europa aan het doormaken is. Wij zijn verheugd dat wij de voorman in ons midden gehad hebben en wij blijven belangstellend uitzien naar de rest: van hemzelf en van zijn jongeren. | |
[pagina 271]
| |
Wat nu de beide Kodály-concerten betreft: Tierie had vóór de pauze Berlioz' Dodenmis op het programma geplaatst: een goede, wat gehaaste uitvoering. De tenor, Von Székelyhidy, die ook in Kodály's Psalmus een grote partij te zingen had, was de solist.Ga naar voetnoot253 Zijn Hongaarse prestatie kon meer bewonderd worden dan zijn Berliozijnse. Het concert van de heer en mevrouw De Boer-Manz was een zang-vioolavond. Zij is een goede zangeres, hij een uitstekend violist, en allebei spelen zij zeer afdoend piano. Mevrouw De Boer begeleidde dus, op een kwalijk gestemde en barbaars slecht geïntoneerde Steinway-vleugel, een aantal vioolnummertjes. De Boer speelde - niet al te pianistisch, maar met een respectabele techniek - de pianopartijen van Schumanns Frauenliebe und -leben en van Kodály's machtig onpianistische liederen. Als violist bracht hij verder twee solosonates (van Hindemith en Reger)Ga naar voetnoot254 en dat was het beste deel van de avond. Mevrouw De Boers zang is noch zeer expressief, noch technisch fenomenaal: hij is van degelijken huize, maar artistiek wat lokaal getint. De Boer deed zich ook nog kennen als arrangeur in dit concert: hij begon met vier nummertjes uit de door hemzelf bewerkte ‘Handschriften unbekannter Niederländischer Tonsetzer aus dem 18ten Jahrhundert’. Het waren er vier: een preludium, een pastorale, een siciliano en een paar variaties. Arnold Drilsma meent in De Muziek van deze maand dat ‘de musicologen maar moeten onderzoeken in hoeverre de “gevonden schetsen” (?) van nationaal-historische betekenis zijn’.Ga naar voetnoot255 Het lijkt niet waarschijnlijk dat ‘de musicologen’ zich er erg druk over zullen maken: als De Boer musicologische ambities had gehad, zou hij er minstens zijn bronnen bij vermeld hebben, mag men denken. Er staat trouwens vrij wat Brahms in deze ‘freie Bearbeitungen Niederländischer Tonsetzer’... van een eeuw voor Brahms. Alle musici, vooral niet-componisten, hebben wel eens gerontofiele bevliegingen. De één uit dat in modernisering van klassieke werken of anonieme fragmenten, de ander in antiquisering van hedendaagse invallen. Eén van beide heeft De Boer gedaan en het is zeker dat het plezierig klinkende, uitstekend geschreven stukjes werden. |
|