Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 262]
| |
Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg (3 april 1927) De gebeurtenissen in het centrum van muzikaal Holland winnen niet aan belangrijkheid, de laatste weken. Wij hebben op de laatste twee abonnementsconcerten te horen gekregen: de Vijfde symfonie van Mahler, het Vijfde pianoconcert van Beethoven, ‘het’ celloconcert van Saint-Saëns,Ga naar voetnoot234 een Sinfonia van de Londense Bach en de Vijfde symfonie van Tsjaikovski. Verder hebben wij nog een noviteit van Von Brucken Fock (!) te wachten, de Negende van Beethoven en Das Lied von der Erde, en dan is het seizoen wel zowat afgelopen. Het Concertgebouworkest trekt dan met Willem Mengelberg aan het hoofd de Rijn over om in Zwitserland en Duitsland de Hollandse toonkunst te eren met modeluitvoeringen van werken van de Hollanders Beethoven, Strauss en Mahler. En als gij, Rotterdamse lezers, soms dacht dat dit een grapje was...! Hoe zou men trouwens mogen verwachten dat Mengelberg in Duitsland of in Zwitserland iets voor de Nederlandse muziek zou overhebben? Wat gebeurt er in Amsterdam helemaal? Om van Nieuw Amsterdam, gelijk New York driehonderd jaar geleden nog heette, maar helemaal te zwijgen. De programma's der concerten van de laatste paar keren geven dus geen aanleiding, hoegenaamd, tot enigerlei bespiegeling. De uitvoering van de Vijfde van Mahler was matter dan vroeger weleens. Men moet, in de zaal en op het orkest, dan ook langzamerhand met een lantaarntje zoeken naar de lieden die nog in de noodzakelijkheid en de gemotiveerdheid van dit langdurige en vermoeiende geraas geloven. De Vijfde is zonder de minste twijfel het onaangenaamste exempel van Mahlers componeerroutine en het is waarlijk geen wonder dat het Hollandse publiek, met uitzondering van een steeds slinkende en uitermate onbevoegde clan, zich reeds volkomen van de afgod van 1920 verwijderd heeft. Mahler heeft, zoals elk fenomeen, natuurlijk zijn betekenis gehad: hij heeft onze oren geopend voor accenten die hijzelf nimmer de moeite waard geacht heeft; hij heeft het subjectivisme à la Beethoven ad absurdum gevoerd; hij was de hekkensluiter der Germaanse muziek. Wensen wij hem, met zijn illusterder voorgangers, een requiescat in pace. Het Vijfde pianoconcert van Beethoven werd, met een machtig martellatissimo, gespeeld (dat woord deugt hier eigenlijk niet) door Lamond. Het was zeer indrukwekkend. Eigenlijk indrukwekkender dan bevredigend of zelfs maar aanvaardbaar. Bij Lamond zit Beethoven-de-titaan op het pianokrukje, met zes miljard rimpels in het voorhoofd, en gehanteerd,Ga naar voetnoot235 getourmenteerd, als ware een concert van Beethoven minstens een stuk proza van Hoffmann, voorgedragen door Napoleon Buonaparte | |
[pagina 263]
| |
op het jacht van lord Byron, in een vliegende storm ter hoogte van de Noordkaap. Of zoiets. Met de muziek heeft het, voor ons gevoel, een schijntje te maken. Maar Lamond heeft in ieder geval een enorm fortissimo... Groter tegenstelling dan tussen deze pianist en de zondagmiddag solo spelende cellist Gaspar Cassadó is ternauwernood denkbaar. Zij stemmen op één punt goed overeen: voor beiden is de muziek: ‘Mittel zum Zweck’. Maar de doeleinden verschillen aanzienlijk. De muziek is voor Lamond een middel om ons deelgenoot te maken van een tamelijk gecompliceerd, ietwat bars, maar nogal kinderlijk gevoelsleven. Helemaal het verouderde Duits-romantische trucje. Voor Cassadó was de muziek - van het concert van Saint-Saëns weliswaar - middel om ons, betalende bezoekers, enige ogenblikken verstrooiing te verschaffen. Gewis is technisch perfect, muzikaal goed aangemeten violoncelspel een aangenaam vermaak. En Cassadó serveerde de gangen van zijn welluidend déjeuner dinatoire met veel vaardigheid en smaak. Succes: hieraan geëvenredigd. Alsof wij zojuist een meesterwerk gehoord hadden, bijvoorbeeld; ofwel: alsof zojuist het nieuwe licht aan de kunsthemel was opgegaan. Het is alleen maar jammer dat er in ons vak zo een schromelijke wanverhouding bestaat tussen prestatie en consumptie. En dan te denken dat J.S. Bach elke zondag een nieuwe cantate placht te laten uitvoeren en dat Haydn voor ieder jachtdiner van zijn vorst een nieuwe symfonie of een nieuw concert behoorde te fourneren... Zouden we die jaren van dienstbetrekking niet terugwensen, gelijk de Israëlieten in de woestijn de vleespotten van Egypte? Waarom zou Henry Ford niet trachten Stravinsky of Milhaud als particulier kapelmeester te engageren? En hier in Holland dan? Helaas, helaas, dat het niet meer tot de bon ton behoort er muziekdienaars op na te houden! Wat een toekomsten waren er dan weggelegd voor onze conservatoriumjongelui, die nu, bon gré mal gré, in de figuurlijke armen van Tuschinsky en in het bedrijf van Valencia of I'm longing for a smileGa naar voetnoot236 worden gejaagd... Want het bedrijf van orkestmusicus loont toch werkelijk niet. En het zijn niet de geringste talenten die tien minuten jazz boven twee uur Mahler-symfonie prefereren, op den duur. |
|