Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdConcertgebouw
| |
[pagina 257]
| |
menteerde) lezing niet veel moeilijker dan de Zevende pianosonate van Mozart. Het concert van Mozart (KV 466), dat hij ditmaal speelde, is ook al geen opgave voor pianoheroën. En het gevolg is dat alles moeizaam klinkt, omdat het te gemakkelijk is. Neem een moderne 40 H.P.-renwagen,Ga naar voetnoot224 waarmee gij, dankzij de gepousseerde motor, 120 kilometer op de vlakke weg kunt rijden. Zo een machine is voor stadsgebruik ongeschikt. Op de prise directe kunt ge hem niet houden, dat geeft ongelukken. En blijf maar eens een paar uur op de tweede versnelling zitten, zonder schade aan het mechaniek... Iturbi's pianistische motor is sterk gepousseerd. Het moet 120 kilometer gaan, met vrije uitlaat en op een weg zonder kippen of tollen. En wij moeten ook geen aandacht aan het landschap willen besteden, daarvoor gaat het veel te gauw. Hieruit volgt dat de Mozart die Iturbi ons voorspeelde, geen genade kon vinden in de oren dergenen voor wie alle snelheid, kracht en behendigheid in de muziek minder betekent dan één juiste intentie, één goed geplaatst, vervluchtigend akkoord. Wij zouden willen weten waarom Iturbi de ondertertsende linkerhand bij het hoofdthema der Romanza dusdanig overbelastte dat de melodie volkomen van plaats (en van karakter!) veranderd scheen te zijn. Wij zouden, in het algemeen, willen begrijpen waarom alle linkerhanden bij Iturbi zoveel nadruk krijgen. Zo iemand, dan schreef zeker Mozart voornamelijk begeleidingsformules in de baskantGa naar voetnoot225 van de piano. De cadens was eveneens wonderlijk. Het is overbodig te vermelden dat het publiek - dat wil zeggen dat deel van het publiek dat zijn hart verpandde aan het solistische vermaak - zich tot paroxismen van jubel liet opzwepen door een voordracht die zij van een onbekend landgenoot - wij noemen nu maar iets - volstrekt niet bewonderd zouden hebben. Maar Iturbi heeft ook hier zijn naam, voor zolang het duurt; hij heet de pianistische evenknie van de violist Heifetz (wel bekome het hem) en wat hij doet, is welgedaan. Zelfs: droog, zielloos en gemaniëreerd pianospelen. Zeker, zeker, de sportieve kant van de medaille was heel goed. Maar er schijnt deze zelfde middag ook zo superieur gevoetbald te zijn in het stadion... De muziek was deze middag in overeenstemming met het programma, dat, behalve uit het concert van Mozart, bestond uit Cherubini's Anacréon-ouverture, een werk dat zeer zeker bewonderenswaardige eigenschappen bezit, doch dat er aanzienlijk bij zou winnen als wij het voorlopig in tien jaar eens niet meer behoefden te horen, en uit Ein Heldenleben. Gij ziet, wij zitten weer in de stoeterij der repertoirestokpaarden. Mengelberg dirigeert stukken als deze van Strauss en Cherubini bewonderenswaardig. Maar wij, die tegenwoordig Beethovens Eroica wel het liefst buiten alle heroïsch verband wilden horen - als muziekstuk dus dat evengoed van anonimus Schulze als van Weltgenie Beethoven afkomstig kon zijn en dat aan zijn soortnaam ‘symfonie’ alleen genoeg had - wat willen wij met Strauss' obligate heldhaftigheden op het | |
[pagina 258]
| |
orkest, op de soloviool, op het koper, op de grote trom, op de dirigentenlessenaar nog beginnen? Neem het titelblad eraf en wat blijft er over? Voos, enerverend, kwaadaardig lawaai; uiting ener volmaakt amorfe muzische gestemdheid. Goed metier, o zeker. Maar wat baat dat? |
|