Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdMonteux terug
| |
[pagina 234]
| |
Het interregnum Dopper is overigens beëindigd; het Concertgebouw-bestuur is erin geslaagd Monteux voor enkele weken terug te krijgen en aldus gaat het musiceren weer de goede bekende gang. Zondagmiddag werd de Franse dirigent met een ongewoon frenetiek en veelzeggend applaus verwelkomd, na plusminus drie weken afwezigheid. De zaal was zeer goed bezet en Zimmermann, die na de pauze het Concert van Beethoven speelde, oogstte onder deze gelukkige omstandigheden een zijner beste successen. Het orkestspel was af en betoverend, als voorheen. Dit orkest is een buitengewoon subtiel en willig apparaat. Mengelbergs Mahler klinkt, door hen gespeeld, als hoorden wij de Weense Philharmonie van voor twintig jaar. Monteux' Debussy verplaatst ons, met orkest en al, naar de Seine - er ontbreekt geen atoom Franse geest en het coloriet wordt klaar flonkerend en doorzichtig. Aanleiding tot deze bespiegeling was de - zeer voortreffelijke - uitvoering van Berlioz' Carnaval romain, Debussy's Prélude à l'après-midi d'un faune en de Rapsodie espagnole van Ravel. De uitvoeringen van deze drie stukken stonden op dezelfde hoogte, de muzieken zelve niet. Berlioz werd klassiek. De subjectiviteiten van de romantische meester groeiden in de kleur, de al te felle tegenstellingen kwamen tot evenwicht. Wij ondergaan tegenwoordig Berlioz' ouvertures zonder schokken - maar ook zonder dat de aandacht verslapt. Het werd absolute muziek, maar ook: absoluut bevredigende muziek. Klassiek werd ook Debussy's symfonisch oeuvre reeds. De Prélude à l'après-midi d'un faune, tweeëndertig jaar geleden geschreven, bleek genoeg muziek te bevatten om in het geheel niet te verouderen: het betovert en ontroert nog als op die gedenkwaardige tweeëntwintigste december 1894; het is nog volstrekt nieuw. En dat is meer dan men van de - even oude of jongere - symfonieën van Mahler, van de symphonische Dichtungen van Strauss, van de fuga's van Reger zeggen kan. Het bleef zelfs jonger, priller dan de composities van de Groupe des Six, debuterende omstreeks 1918; het is nieuwer dan wat Schönberg uitvond onder het motto ‘rien ne va plus’, dan de ‘atonaliteit’. Tijd is een wonderlijke middenstof. De antieke cultuur kon vergeten worden, verouderen deed zij nooit. En later: is Rembrandt verouderd? Dante? Petrarca? Over honderd jaar zal men Debussy niet minder waarderen dan heden. Wellicht meer. Ook zijn kunstwerken zijn van het ras dat niet verjaart. Ravels oeuvre zal zo gelukkig niet zijn. Vandaag zien wij reeds meer doffe plekken dan gisteren, nu reeds zijn er torentjes en kantelen afgebrokkeld die er de vorige keer nog stonden. De Rapsodie espagnole is een prachtig stuk. Maar het is een stuk van 1907. Neen - het is een stuk van 1895. In 1895 schreef Ravel, twintig jaar oud, de Habanera, die in 1907 tussen de drie andere, nieuwere delen: Prélude, Malagueña en Feria gevoegd werd. Die Habanera is twaalf jaar ouder dan de rest, maar in die twaalf jaar ontwikkelde de auteur zich niet; hij groeide niet, zijn werk kreeg geen dieper toon, de speelsheid werd niet lichter of wijzer, de ernst niet wezenlijker. Zoals Ravel debuteerde, is hij zijn leven lang gebleven, want gelijk in 1907, componeerde hij in 1926. Tenminste: niet beter. Het is een vreemd, anorganisch verschijnsel. Alles wat leeft, wijzigt zich op den duur. Wij noemen dat groeien, duidelijkheidshalve. Maar in de kunst vinden wij | |
[pagina 235]
| |
voorbeelden van een premature bloei: wonderkinderen, die vóór zij tot de jaren des onderscheids kwamen, reeds alles kenden wat ouderen hun konden leren. Verder in het leven herbeginnen zij niet weer en vruchten zet hun jeugdbloei nimmer. Wat komt er, praktisch gesproken, van wonderkinderen ooit terecht? Zo, of ongeveer zo, ging het Ravel. Die Habanera was voor 1895, voor een jongen van twintig jaar, iets geweldigs. Maar nu? In ieder geval is de Rapsodie espagnole een der beste specimina van Debussy's school. Het is een werkje dat, bedenkingen ten spijt (de constructie van het laatste deel is volkomen mislukt), tot de gaarne gehoorde orkestwerken zal blijven behoren, voorlopig. |
|