Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 228]
| |
Ten tweede male stond Dopper, bij ontstentenis van Mengelberg, met de dirigeerstok voor het orkest; ditmaal ten behoeve van Mozarts Symfonie in g-klein, van Le rouet d'Omphale van Saint-Saëns en van twee begeleidingen van pianoconcerten, gespeeld door Myra Hess: Mozarts bekende in A en de Variations symphoniques van César Franck. Men zou niet mogen zeggen dat dit een zondagmiddag was waarop fortuinlijk muziek gemaakt werd; Saint-Saëns rammelde nogal en de symfonie van Mozart leed onder een overvloed van dynamische deukjes en bultjes, diminuendi en crescendi, die muzikaal het midden hielden tussen de ‘zwellers’ waarmee Mengelberg klassieke muziek pleegt op te tooien en de vlotte egaliteit die Monteux' interpretaties zo boeiend maakt. Psychisch waren deze dynamische vrijbuiterijen natuurlijk niet zeer aanvaardbaar. Het Minuetto lukte het best, het eerste en het laatste deel wat te langzaam, het Andante wat te luid. De solistische verrichtingen van Myra Hess bleken, als steeds, aanvaardbaarder in Franck dan in Mozart. Zij speelde in Mozart een allerverschrikkelijkst snoezig cadensje (ofschoon dit nu juist een van de weinige concerten van Mozart is waarbij een authentieke cadens van de auteur zelf bestaat),Ga naar voetnoot154 met vulnootjes, dalende chromatismen en staccato-toonladders. Werkelijk: heel erg. Haar Mozart is trouwens, voor onze smaak, altijd te plafondengelachtig geweest. Wij weten wel dat alle verwerpelijke salonmuziek indirect van Mozarts (lang niet steeds voldoend uitgewerkte) pianostijl afstamt - maar het is toch, zacht gezegd, ongewenst bij Mozart altijd aan Gustav Lange of BadarzewskaGa naar voetnoot155 te moeten denken. Franck is alleen maar mystisch-romantisch - niet briljant in de salonachtige zin van het woord, en daar kon zij dus haar andere, romantische wezenskenmerken op uitspelen. Myra Hess' weinig gecompliceerd naturel bestaat slechts uit deze zijde en de ‘conversabele’ keerzijde. Haar wezen is noch diep, noch opstandig. Zij dwingt ons niet in haar ban, zij speelt ons wat voor, mooi, helder pianospel. Hartstochtelijke bewogenheid, ontroering, felle menselijkheid zoekt men vruchteloos achter haar noten. Niet dat zij niet een grote kunstenares, een uitverkoren musicienne zijn zou, dieper in. Maar zij heeft al haar antimaatschappelijkheden weggewerkt, zij effende het aangezicht harer verlangens, zij nivelleerde het hoogen diep-willen - zij vond een, algemeen bruikbaar, gemiddelde en daarin leeft zij haar kunstenaarschap uit, voor zover als het gaan wil. En daarom verveelt zij ons, schromelijk. Het is niet hoffelijk, zoiets te zeggen. Maar het is de waarheid. Er zijn tientallen solisten die ons evenmin iets te zeggen hebben. Doch die hebben ons ook nimmer iets te zeggen gehad. Myra Hess deed ons, jaren geleden, vermoeden dat zij ons zeer bijzondere dingen mee te delen zou hebben, later, als haar tijd gekomen zou zijn.Ga naar voetnoot156 Maar zij heeft haar tijd ongebruikt laten voorbijgaan; het wonder kwam niet, de bekentenissen bleven ongezegd. Wij kunnen nooit meer iets van haar verwachten - voor piano-‘conversatie’ passen wij hier. En de dagen der Schumann-romantiek zijn | |
[pagina 229]
| |
nu ook wel meer dan vervuld. Wie gelooft nog in deze sublieme huichelarij? Wie is nog dermate weemoedig omdat het volle maan is? Wie streelt met vertederde gebaren verflenste ruikertjes? Wie fantaseert planetenstelsels en hiernamaalsen om verliefde jongelingen en blozende maagden? Goed - zo was het eens. Maar thans eisen wij andere dingen van de levende kunst. Omdat het leven van 1927 andere dingen van ons eist. |
|