Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdPaul Hindemith en zijn Konzert für Orchester
| |
[pagina 194]
| |
Het aantal eerste uitvoeringen in het Concertgebouw is opmerkelijk toegenomen de laatste tijd. In het maandblad De Muziek van november laatstleden had men aanmerking gemaakt op het feit dat de eerste concertinstelling van ons land gedurende de eerste acht concerten niet meer dan twee noviteiten had gebracht. Over de volgende acht concerten zal deze neofiele redactie niet zo onvoldaan behoeven te zijn, naar het zich laat aanzien.Ga naar voetnoot77 Het nieuwe werk van het laatste zondagmiddagconcert was Hindemiths opus 38: Konzert für Orchester. Het stuk viel als een baksteen, maar het is toch geen meesterwerk. Integendeel. Hindemith is al sinds jaar en dag de groene hope, het levende plechtanker van de moderne Duitse muziek. Hij is tot ‘Meester’ geproclameerd, voor hij als componist tot tien kon tellen en zijn menigvuldige compositorische verrichtingen lijken gebeurtenissen in de ietwat bijziende ogen zijner reddeloos muzikale landslieden. Hindemith is goed dertig jaar en heeft dus een leeftijd bereikt welke zijn voorgangers Mozart en Schubert niet wensten te overschrijden. Zijn werken zijn talrijk als de fabrieken in het Ruhrgebiet en even afstotend. Hij is door en door wat men heet muzikaal; het noten schrijven en muziekstukken ontwerpen gaat hem zo gemakkelijk af als aan de oberste Heeresleitung van de jaren 1914-1918 het brallen. En het klinkt juist zo. Men zal in Hindemiths muzische expectoraten tevergeefs naar enige verstilling, naar een onalledaags accent zoeken. Het is draufgängerisch en dat met veel vaart en een onbeschrijfelijk tumult - óf het is olieachtig vervelend. Deze muziek vertoont een zinneloze grijns of zij trekt het verkrampte, hijgende gelaat van de zojuist knock-out geslagen zwaargewicht bokser. Men kan de componist, Paul Hindemith, niet rangschikken tussen de (grote) meesters der diverse perioden van de Duitse muziekhegemonie. Hij hoort niet tot het ras van Bach, Haydn of Beethoven; niet tot het geslacht Mendelssohn, Schumann of Brahms; niet tot de familie Reger, Strauss of Mahler; niet tot de orde van Abt of Zilcher; niet tot de onderorde, waarin wij figuren als Klose, Pfitzner, Gade of Sommer kunnen thuisbrengen. Hij behoort, als componist, tot de lager georganiseerde wezens. Dit Konzert für Orchester is een pasticcio. Neen. Het is een parodie. Het is ternauwernood een parodie. Wat, voor den drommel, waagt dit ongeciviliseerde intellect te parodiëren? De constructie van het preklassieke Concerto Grosso soms? Maar mag het een parodie heten, het concertino (twee violen en een violoncello) te vervangen door een antiviolistisch behandelde viool, een jichtige fagot en een nasillerende hobo? Wat doet men met zo een concertino? Wanluidende muziek maken, ja. Maar is dat wellicht een verdienste? Is dat de tijd waard die besteed werd aan het opschrijven, het graveren, drukken, verkopen, instuderen, uitvoeren, aanhoren en kritiseren? Ternauwernood... Men spreke, naar aanleiding van deze Frankfurter, niet over jong, ongerijpt talent. Men bedriege zich niet met speculaties over Hindemiths nationaliteit. Natuurlijk, | |
[pagina 195]
| |
natuurlijk - een Duitse mentaliteit is grover dan de Franse. Zo doorredenerende komt men wel in de buurt van hippopotamus en rinoceros. Maar daar heeft de muziek, de toonkunst van deze zogenaamde beschaafde wereld, niets te maken. Wij verwachten van niemand dat hij in zijn oeuvre de ingeniositeit van Haydn, de genialiteit van Bach, het harmonisch inzicht van Debussy met de kracht van Beethoven en de wijsheid van Mozart zal verenigen. Maar juist daarom verwerpen wij een dispositie die slechts uit de ontkenningen van deze gewenstheden bestaat zonder voorbehoud. Als Hindemith Jansen heette en ergens in de Achterhoek woonde, zou geen boerenhaan zijn noten kraaien. Wij echter passen voor deze import. Men speelde het razend moeilijke stuk met een bepaald Overrijnse doodsverachting. En dat de stretto's nog in deze mate de indruk van een psychische geladenheid maakten, mogen wij veilig op rekening van Monteux en het orkest schrijven. Na de pauze heelde Brahms' Derde symfonie de eventueel geslagen oorwonden. En men was begonnen met een virtuoze reproductie van Rossini's Semiramis-ouverture. De soliste van dit concert was Maria Basca, die zichzelf een welluidend graf gegraven had door twee machtig lange en contrastloze aria's (van Cherubini en Haydn) in één nummer te zingen. De stem vervlakte in het verloop van de tweede aria aanzienlijk en over de psychische en muzikanteske kwaliteiten van deze zangeres (de stem is groot en goed geplaatst) kon men ternauwernood een opinie formuleren. |
|