Richard Strauss
27 november 1926 (RN)
Concertgebouworkest o.l.v. Richard Strauss (25 november 1926)
Mozart: Symfonie in C, KV 551 (Jupiter)
Richard Strauss: Till Eulenspiegels lustige Streiche
Richard Strauss: Don Quixote
Het abonnementsconcert van donderdagavond in het Concertgebouw stond onder leiding van dr. Richard Strauss. Twee bijzonderheden, onalledaagsheden, verdienen aan de vergetelheid ontrukt te worden: ten eerste Marix Loevensohns meesterlijke reproductie van de violoncellosolo uit Don Quixote; ten andere een onbeschrijflijk weinig geslaagde uitvoering van Mozarts Jupiter-symfonie.
Richard Strauss is een buitengewoon machtig en ervaren dirigent - de uitvoeringen van Tristan und Isolde van de laatste dagen zijn er om dat te bewijzen. Maar dit concert, onder zijn leiding, maakte de indruk dat hij zich noch om het dirigeren, noch om het spelen van het orkest, noch om de muziek van Mozart en Strauss, die nu eenmaal op het programma stond, ook maar het geringste bekommerde. Zelden zal men nonchalanter, slapper musiceren hebben geregistreerd dan ditmaal. Men zegge niet dat de altijd geladen, sanguinische directie van Monteux ons onbillijk kritisch zou hebben gesteld tegenover elke andere vorm van orkestleiden. Dit dirigeren van Strauss kon door geen enkele beugel. Dat was de ergerlijkste vorm van laat-maarlopen-directie, die men zelfs bij geen enkele zoveelsterangs opera zou wensen aan te treffen. Maar dan nog! Noblesse oblige, en wat zich anonieme duisterlingen in onwaarschijnlijke plaatsjes nog wel kunnen veroorloven, past ons in Amsterdam niet van dr. Richard Strauss. Men voelt namelijk onafgebroken dat deze dirigent een meester is; dat hij zich nauwkeurig zou kunnen voorstellen hoe hij het hebben wil; dat het hem een minimum van inspanning zou kosten het gewillige en hem zeer genegen Concertgebouworkest te laten reageren op zijn geringste indicaties. Als de wil er geweest was, zou Mozarts Jupiter-symfonie op dit concert een gebeurtenis zijn geworden die maandenlang levend was gebleven in onze herinnering. Nu werd het een treurige uitvoering. Rommelig en vaal.
EulenspiegelGa naar voetnoot59 en Don Quixote gingen niet veel beter. Alles straalde een onoverkomelijke verveling uit, die door geen ijver van Loevensohn of Zimmermann, door geen uitstekend ingezette soli van strijkers of blazers overwonnen kon worden.
Strauss stond daar met de dirigeerstok, als deus ex machina, voor zijn eigen muziek - en het was, als geloofde hij noch aan de ‘Lustigkeit’ van zijn Uilenspiegel,