Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdKamermuziekGa naar voetnoot53
| |
[pagina 175]
| |
De tweede avond van de door het Concertgebouw georganiseerde kamermuziekcyclus was gewijd aan ‘de modernen’. Makjes, o, zeer makjes. Eén Hollandse noviteit: een Trio voor fluit, alt en harp van Leo Smit; één buitenlandse: het Kwartet opus 121 van Fauré. De rest van het programma bestond uit: één meesterwerk, de Sonate voor fluit, alt en harp van Debussy; één voortreffelijk stuk handwerk, Introduction et allegro van Ravel voor harp, strijkkwartet en twee blazers, en één croûte: de Suite voor viool, fluit en harp van Eugene Goossens. Wanneer wij nu bovendien nog constateren dat het Kwartet van Fauré een respectabel opus is, maar ongelooflijk bleek en academisch, en dat Smit in zijn Trio voorlopig meer nieuwe beloften doet dan vroeger gedane inwisselt voor muziek, dan is het duidelijk dat men dit concert als geheel bezwaarlijk een geslaagde avond kan noemen. Een andere ongunstige factor was bovendien dat de musicerende Concertgebouworkestleden, aan wie men mevrouw Rosa Spier had toegevoegd, zonder uitzondering zeer los in de voegen zittende ensembles vormden. Het voldeed aan bescheiden eisen maar voor een zeer klein deel... Het Trio van Leo Smit is een beknopt, eendelig werkje, goed gedacht voor de gekozen instrumenten en in de regel goed gerealiseerd ook. Er staan nog wat coloristische misrekeningen in: die harpakkoorden in het laatste onderdeel - te schraal - en de alt speelt wat te vaak alla mandolina, te veel tremolo voor een kleine zaal. Wanneer men het eerste deeltje als inleiding opvat, dan is het tweede deel het hoofddeel en dat is het minst geslaagde. Smit is het nog niet met zichzelf eens over het moderniseren, zou men zeggen. Harmonisch is het hier en daar actueel genoeg (ofschoon er wat te veel parallellen in staan), maar zijn melodiek is evenmin als zijn ritmiek van onze dagen. Een aantal motiefjes is wat hemelsblauw-pastoraal (de combinatie fluit-alt-harp werkte dit natuurlijk zeer in de hand en deze opmerking is dan ook niet bedoeld als aanmerking!); sommige andere zijn nogal springerig. Men mag nog niet voorspellen welke ontwikkeling Smits talent zal gaan vertonen. Voorlopig schijnt hij meer behoefte te hebben aan een ‘Klärung seines formalen Bewusstseins’Ga naar voetnoot54 dan aan nieuwe wetenschappen omtrent harmoniek en contrapunt. Want de enige tot de bodem gaande bedenking die men tegen zijn stuk zou moeten maken, is: dat alles wel zeer van harmonische complexen uit ontworpen is en daardoor troebeler wordt dan hij bedoeld zal hebben. Hij had de betrekkelijke tegenslag dat zijn Trio vlak na de Sonate van Debussy voor dezelfde bezetting gespeeld werd. En dus drongen zich allerlei (onbillijke!) vergelijkingen op, die wij thans niet zullen registreren. Maar de componist zal zelf opgemerkt hebben hoeveel ranker Debussy voor ditzelfde ensemble schrijft. Debussy's harppartij is wellicht notenrijker dan die van Smit, maar deze laatste is (mirabile dictu) soms wat te pianoachtig. Gevolg van de harmonische conceptie alweer. Wij zouden van Smit wel eens een strijkkwartet willen horen of zien. Hij heeft nog allerlei ontwikkelingsmogelijkheden voor zich. Wensen wij hem concentratiemogelijkheid en rust. | |
[pagina 176]
| |
De Sonate voor fluit, alt en harp van Debussy is een der betoverendste scheppingen uit zijn allerlaatste periode. Het is ongelooflijk hoe deze meester, met een paar akkoorden, één fluitguirlande, één alttriller, een sfeer van feestelijkheid weet te evoceren. Waarlijk - geen goddelijker schoonheid werd ooit gevangen in een diafaner klankennet. Ook Ravels werk tovert. Het is minder droog dan andere composities van deze geniale horlogemaker. Misschien is de harppartij wat te concertant voor de draagwijdte der motiefjes en de behandeling van fluit en klarinet is wat zuinig. Maar hoe klinkt dit alles! Het is wel een van Ravels beste kamermuziekwerken. Over het Kwartet van Fauré valt weinig te vertellen. Het is zeer scholastisch; weliswaar Frans-scholastisch, maar daarom niet minder aan handen en voeten gebonden. Muziek van een (gelukkig!) voorbije periode, respectabel, beheerst, niet onpersoonlijk, maar evenmin origineel. De Suite van Goossens is ordinaire, precieuze salonmuziek. Samengeflanst, niet gecomponeerd. Een alledaags confectiegeestje. Handig vakman, zoals er precies twaalf in een dozijn gaan. Het valt te betreuren dat men over de uitvoeringen niet veel goeds zou weten te zeggen. Maar hoe haalt men het in zijn hoofd met een ad hoc samengeraapt kwartet een zwaar stuk als dat van Fauré te gaan spelen? Hoeveel repetities heeft men daarop kunnen houden? Helmann is een uitstekend en ervaren kamermuziekspeler, maar zijn samenspelen met Meijer, Denayer en Van Leeuwen Boomkamp had niets van een ensemble. Denayer is een eminent altist, maar zijn toon is een graad of duizend te luid voor de Kleine Zaal. Tenminste, zo was dat deze avond. Van Leeuwen Boomkamp is een jong cellist met talent, maar men kan hem niet verwijten dat hij nog geen kwartetroutine heeft. Dat eist een speciale studie van jaren! Willeke speelt voortreffelijk fluit, maar zijn dynamisch gemiddelde is volstrekt op de dimensies van de Grote Zaal berekend. Zo bleef alleen Brohm, als klarinettist, die de akoestiek van de Kleine Zaal kent, die bovendien routine heeft op dit terrein vol voetangels en klemmen. Mevrouw Spier is een der beste harpisten van dit land, maar ook zij leed onder de doem van deze avond: het was forte of fortissimo en de dynamische verademingen waren schaars. Qua reproductie had alles het karakter van een onderonsje, dat het Concertgebouw onwaardig was. En men kan dit te minder billijken waar het de moderne en moeilijk realiseerbare muziek gold. Waar berust de artistieke verantwoordelijkheid voor deze avond? Wie heeft dit zonderlinge programma opgesteld? Wie leidde de repetities? Wie bepaalde de duizend en één gewichtige kleinigheden, waarvan het welslagen van zo een concert afhankelijk is? Als iemand het in zijn hoofd haalde zó Beethoven te spelen, zou men hem van het podium honen. Maar voor de moderne muziek is het middelmatige juist goed genoeg... schijnt het! |
|