Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdConcertgebouw
| |
[pagina 172]
| |
deze middag bleek het weer: Ivogün is een der zeer zeldzame zangfenomenen van het ras waarvoor onze grootvaders zich in hun studententijd zo uit plachten te sloven. Als de gebeurtenis niet op zondag, niet te Amsterdam, niet in 1926 had gespeeld - wel: men kon weer visioenen hebben van het rijtuig, afgespannen paarden en een ere-escorte van jubelende melomanen gedurende de rit naar het hotel. Maar, het is al meer gezegd: deze historische enthousiasmen worden tegenwoordig uitsluitend geprojecteerd op voetbalgenieën, Kanaal-zwemsterren en hardlopers. En dat is toch waarlijk wel een vooruitgang. Wat nu de muzikale waarde van de prestaties van mevrouw Ivogün betreft, daarover kon men minder verrukt zijn. Uit de aard der zaak kiest zij coloratuurwerken die niemand anders overmeesteren kan. En het zou wél toevallig zijn als juist de allergrootste componisten hun persoonlijkste uitingen in de vorm van technisch allermoeilijkste aria's hadden neergelegd. Zij zong een Mozart-aria uit Il re pastore - geen zeer belangwekkend specimen - en de Zerbinetta-aria uit Strauss' Ariadne auf Naxos.Ga naar voetnoot50 Technisch een duizendwondertjeGa naar voetnoot51 van een gouden snuifdoosje, muzikaal een prul. De orkestwerken waren: Beethovens Achtste, de Dans uit Strauss' Salome en Orpheus van Liszt. Van de symfonie niets dan goeds. Ook het stuk van Strauss werd voortreffelijk uitgevoerd. En men kon opmerken hoezeer de jaren geknaagd hebben aan dit vooroorlogs-Duitse modernisme à outrance. Maar wat nog te zeggen van een dichterlijkheid als Liszts Orpheus? Dat het verouderd is? Dat het a priori niet zeer bekwaam voor orkest geschreven was? Dat de poëtische idee gruwelijk wereldhervormelijk ethisch blijkt? Dat alles is waar - maar een iets groter overschot aan muzikale ontroering zou veel goed gemaakt hebben. Zover komt men echter niet. Dit is een salon-Orpheus en hij speelt niet op een bovenwerelds dreunende harp, maar op een gefabriceerde piano. En die kwade onderwereld waarin hij afdaalt en die onmenselijk beminnelijke Euridikè, die tot het leven teruggeroepen moet worden - de hele geesteshouding die aan het stuk ten grondslag ligt, is zo weergaloos voos en conversabel. Het is maar beter er niet langer over na te denken... |
|