Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdHet Beethoven-jaarGa naar voetnoot37
| |
[pagina 168]
| |
andere, kostbaarder, deel zijner nalatenschap bestaat uit de traditie die zijn werken, zijn denkwijzen geschapen hebben. Zowel het ene als het andere is bij Beethoven van buitengewoon grote betekenis. Over het geërfde kapitaal zijner werken behoeven wij niet veel te zeggen. Zijn negen symfonieën vormen het centrum van elk orkestrepertoire; zijn pianosonates, zijn strijkkwartetten, zijn opera Fidelio - de trio's, duosonates, kwintetten, liederen, ouvertures en concerten zijn ons alle, tenminste van horen spelen, bekend. Men mag zeggen dat de concertgevende beheerders van dit deel zijner nalatenschap hun taak naar behoren en met goed gevolg verricht hebben. Anders staat het met de gebruiken die na en door Beethovens componeerwijzeGa naar voetnoot38 in zwang zijn gekomen. Ik wil mij niet verhelen dat op deze, nu een honderdtal jaren gevolgde wijze van zaakwaarneming het een en ander aan te merken valt. Laat ons dit een ogenblik beschouwen, daarmee ook in de wereld der muzikale scheppingenGa naar voetnoot39 een balans opmakende. Het is niet voldoende om een globaal besef te hebben van de welluidendheid, de expressiviteit en de kracht van Beethovens scheppingen. Wij moeten trachten te ontdekken in welke opzichten en in welke mate Beethovens muziek zich onderscheidde van die zijner voorgangers, om met enige kans op succes te kunnen vaststellen hoe zijn opvolgers zijn lessen verstaan hebben en op welke manier zij hebben verdergebouwd aan zijn concepties. Een genie als Beethoven verschijnt niet plotseling, niet onverwacht. Wanneer men enig inzicht in de samenhang der feiten heeft, kan het ontstaan van een bepaalde stroming, een bepaalde muzikale uitdrukkingswijze, met evenveel zekerheid voorspeld worden als, in de astronomie, het verschijnen van een komeet of het optreden van een zoneclips. Beethoven was de grootste meester van de periode der Germaanse symfonische kunst. Maar zijn aanwezigheid was mogelijk gemaakt door zijn precies even ‘geniale’Ga naar voetnoot40 voorgangers Haydn en Mozart en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid reeds voorbereid door Stamitz, Ditters von Dittersdorf en de zonen van J.S. Bach. De thematiek van Beethoven is ten nauwste verwant aan die van Haydn; zijn constructies zijn uitbreidingen van Stamitz' en Mozarts structuur. En wat de persoonlijke waarde, de individuele betekenis, van Beethovens muziek ten opzichte van die zijner voorgangers betreft: wij zullen de beantwoording van alle hiermee samenhangende vragen moeten zoeken op psychologisch en niet op algemeen muzikaal terrein. Men heeft ons lang voorgepraat: Beethoven bracht het element der individuele ontroering in de muziek. Zijn Eroica zou het document zijn van een bovenpersoonlijke heldenverering; de titanenstrijd van zijn Vijfde (of Negende) symfonie heet niet alleen een grandioos dichterlijk visioen, maar ook: een voor allen geldende bevrijding van de eenling. Vooral Richard Wagner werd welsprekend waar het deze en soortgelijke beschouwingen betrof. En het lijkt vrij overbodig om er veel tegenin te brengen. | |
[pagina 169]
| |
Maar: men overschatte de waarde van dit alles niet. Dit subjectivisme van Beethoven was waardevol, niet omdat het een weldoordacht, verantwoord en groots subjectivisme was. Maar omdat de denker van deze subjectiviteiten, omdat Beethoven dus, een groot kunstenaar en een fel mens was. De veelgesmade, veelgeprezen ‘objectiviteit’ van Mozart en anderen is juist zo individualistisch als het muzikaal-psychologisch dialect van Beethoven, die altijd in de eerste persoon spreekt. Het is een grote dwaasheid om vol te houden dat Beethoven superieur zou zijn aan anderen, omdat hij zijn algemeen menselijke ontroeringen in de vorm van persoonlijke bekentenissen in klanken bracht. Het zou bijna even zot zijn om Hildebrands Familie Kegge, een verhaaltje dat in de ik-vorm is geschreven, als ‘persoonlijke uiting’ te stellen boven de Ilias van Homeros. De waarde, de menselijke en muzikale waarde van Beethovens scheppingen zal niet gemakkelijk hoog genoeg gehouden kunnen worden. Maar, in de loop der honderd jaren die verstreken zijn na het sterven van de meester, heeft men vele averechtse waarderingen beleden. En onder de ban dier averechtse waarderingen staat - gedeeltelijk - ook nog dit herdenkingsjaar. De componisten die na Beethoven kwamen, namen zijn uitdrukkingswijzen over; ieder nam het deel dat hem paste, en de vorige eeuw heeft een falanx kleine beethoventjes zien geboren worden en sterven. Veel muziek van Brahms is eigenlijk muziek van Beethoven, vermeerderd met enkele atomen muziek van Brahms. Schumanns Florestan en EusebiusGa naar voetnoot41 behoren volkomen tot Beethovens gedachtewereld; Mendelssohn betrok het grootste deel van zijn melodiek uit het huis Beethoven, Bach en Co. Berlioz' ‘feux et tonnerres’ is een Beethoveniaanse exclamatie, ‘colla furia francese’.Ga naar voetnoot42 Het strijden en het mediteren hebben alle later-komenden van Beethoven geleerd - het componeren (dat is, letterlijk: samenstellen; en, in een wat meer gespecialiseerde zin: met klanken zich een wereld scheppen buiten de tijd en afzijds van het begrip) kwam daarbij veelal in het gedrang. Want men - dat zijn dan Schumann, Mendelssohn, Brahms en ontelbare adeptenGa naar voetnoot43 - heeft een Beethoven-traditie geschapen. Dat werd een huis waarin het goed was te wonen. Men was het eens over de dialectiek; men schreef sonatevormen - gelijk Beethoven; toonaard volgde op toonaard - als bij Beethoven; het orkest van Beethoven, de harmoniek van Beethoven, de grappen van Beethoven, de lyriek van Beethoven, de climaxen van Beethoven, de a-maatschappelijke gedragingen van Beethoven - dit alles werd tot exempelen gesteld; uit dit alles groeide de Beethoven-traditie. En men zou willen opmerken dat de wezenlijke waarde van Beethoven niet in al die secundaire verschijnselen gelegen kon zijn. De wezenlijke les van Beethoven is jarenlang niet, of ternauwernood, begrepen. Zij luidde: ken uw kracht en wees u zelf. | |
[pagina 170]
| |
Beethoven was zichzelf; hij kende zijn kracht. Hij was noch revolutionair, noch traditionalist. Dat wil zeggen: hij was zonodig alletwee: de auteur van het Kwartet in cis kon men evengoed reactionair als vernieuwer noemen. Of even slecht. En Beethoven kon het zich veroorloven zijn werken te schrijven buiten het getier der strijdende Philister en FortschrittlerGa naar voetnoot44 om. Want hij kende zijn kracht. Door zijn doofheid, door zijn antimaatschappelijkheid van het leven afgezonderd, fantaseerde, en ontwierp, en schiep hij zijn wereld: al wat in hem leefde, projecteerde hij in abstracte klankconstructies. Zo werd het spel hem tot het waarachtige leven (heeft men er zich ooit voldoende rekenschap van gegeven dat de dichter spreekt, de schilder beeldt, de architect bouwt - doch dat acteurs, musici en kinderen spelen?) - en het leven van iedere dag verloor alle belangrijkheid. Ook deze uiterlijkheid werd tot traditie. Onze tijd kent nog hier en daar die van het leven vervreemde gestalten; de kwetsbare, in hun dromennet ingesponnen kunstenaars, half kind, half wijze. Maar de kunstenaar van deze, van onze tijd gedraagt zich anders. Het beroep van postiljon had vroeger iets romantisch, maar wij kennen de postiljon niet meer - tenzij op enkele nauwelijks begaanbare bergpassen van Tirol en Vorarlberg - in zijn plaats kwam de chauffeur. De voerman van vroeger mocht een sentimenteel deuntje blazen en als een vader zorgen voor zijn paarden; de voerman van tegenwoordig behoort zich te bemoeien met zijn gangwisselGa naar voetnoot45 en zijn remmen en zijn zorg zal zich meer uiten in manipulaties met sleutels, tang en schroevendraaier dan in halsklopjes, tonggeluiden of een schepel haver. In de kunst is het niet anders. Maar juist omdat dit zo is, omdat wij leven in een tijd en in een werelddeel waarin de radio reeds een levend begrip is en de zondagsheiliging nog een bestaande realiteit; omdat wij nog niet radicaal twintigste-eeuws zijn en niet meer doezelig romantisch - omdat dit alles zo wonderlijk geschakeerd is, hechten wij aan het tijdsbegrip dat Beethoven vertegenwoordigt een soms overdreven waarde. Wij hebben, laat ons dit zonder valse schaamte erkennen, een voorstelling van het begrip kunstenaar die met de realiteit volstrekt niet meer overeenstemt. En vele kunstenaars laten, uit naïviteit, uit ijdelheid of alleen maar uit dwaasheid, ons publiek in zijn waan. De melomaan, die, gewoonlijk zonder het zelf te weten, meer heldenverering voor de kunstenaar koestert dan hartstocht voor de kunst, wenst zijn dirigenten en virtuozen in zware pelzen gehuld uit de internationale treinen te zien stappen (ofschoon dit privilege reeds lang overging op boksers, voetballers en Kanaal-zwemmers) en een componist moet eerst recht een uitzondering zijn op de alledaagse regel. Zo hij al niet doof, pokdalig en maniakaal is als Beethoven - hij moet ten minste enkele hebbelijkheden, tics of aanwensels vertonen.
En kan men het de mensen in hoogste instantie kwalijk nemen? Wat zou er, zonder distinctieven, van het militarisme - reëelste projectie van het begrip vaderlandsliefdeGa naar voetnoot46 - | |
[pagina 171]
| |
overblijven?... De wereld is nu eenmaal een fantastisch schouwtoneel en welke regisseur zou Verdi's Aida op dit toneel in uniforme overalls doen opvoeren?Ga naar voetnoot47 Wij hebben er vrede mee dat ons publiek met de grote componist Beethoven een eeuw terug leeft uit het jagende heden. Maar: dit zij minder regel dan tot dusverre, meer uitzondering. Wat Beethoven in 1820 componeerde, stond precies even scheef in zijn tijd als de meesterwerken van nu dat doen in onze dagen. Als Beethoven op dit ogenblik leefde, zou hij juist zo componeren als de grote componisten van thans dat doen; en hij zou, met Schönberg, Bartók, Milhaud of Webern te strijden hebben tegen een leger van misverstanden en wanbegrip.Ga naar voetnoot48 Hiermee wordt geen verkleining van de verdiensten van Beethoven voor het muziekbesef der menigte - verdiensten die zeer groot zijn - bedoeld. Hoogstens wordt er een aanwijzing mee gegeven. De componist Beethoven zal een groter meester, een machtiger tovenaar blijken, naarmate men hem minder, als halfgod of heilige, buiten de wet en boven de individuele appreciatie plaatst. |
|