Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdOrkestconcertZes noviteiten. Midden in het rommelige heden. Weinig, te weinig kunst; veel, te veel talent. Primo: Engeland. William T. Walton leverde de ouverture. Zij heet Portsmouth Point, duurt zes minuten, maakt veel geraas en vertelt in de efemere zes minuten van haar bestaan meer aardigheden dan alle klassieke en romantische componisten tezamen hun leven lang verzonnen hebben. Het is werkelijk een aardig stuk; nog erg groen, heel moeilijk te realiseren (zijn orkeststijl, niet: zijn kleurzin, vraagt dringend om ontwikkeling), maar amusant en vlot. Dan: het Duitsland van Paul Hindemith. Dat is vooral: grof en ruw. Een bij eerste auditie soms verbijsterende mengeling van goede en verwerpelijke invallen, een successie van krampachtig, maar fel levende climaxen en totaal vergane dode plekken. Als geheel volkomen onaanvaardbaar, geesteloos en stuitend. Bij bladzijden soms boeiend en een enkel ogenblik zelfs origineel. Hindemith heeft gewis talent, maar hij heeft nog geen enkel werk geschreven waarin hij niet zijn uiterste best heeft gedaan om ons ervan te overtuigen dat talent op zichzelf niets betekent. Hij heeft gelijk. Het talent van Hindemith betekent nog niets voor de muziek en het zal ook nooit iets gaan betekenen, wanneer hij aldus kritiekloos, gejaagd, overspannen, onbeschaafd doorwerkt. Hij is reeds volkomen arrivé, hij is reeds jarenlang het plechtanker van | |
[pagina 115]
| |
Duitslands muzikale hope en hij heeft nog geen bladzijde originele muziek geschreven - de erfgenaam van Bach, Beethoven, Brahms en Strauss... Het is bijna tragisch. Vervolgens: Italië, gelijk Alfredo Casella dat representeert. Het Konzert van Hindemith is verre van origineel: dat werd een parafrase op, een karikatuur van het oude Concerto grosso. En zijn concertino bestond uit soloviool, hobo en fagot.Ga naar voetnoot227 Casella is nog impudieker in zijn gerontofilie en schrijft een Partita voor piano en orkest, driedelig: Sinfonia, Passacaglia, Burlesca. Casella's concertino bestaat uit piano, hobo en drie klarinetten. Het werk begint als een ‘uitgetertste’ BachGa naar voetnoot228 en eindigt met Guglielmo Tell. Casella is zijn ‘componisten’loopbaan begonnen met een bundel pianostukjes, getiteld ‘à la manière de...’ Dat is nog zijn beste opus gebleven, het eerlijkste. Ook in 1925 schrijft hij nog à la manière de..., maar hij zegt er de namen van zijn objecten niet meer bij. Hij is wel de vaardigste en onbeschaamdste kopiist onder de tegenwoordige musici. De Partita is een verbluffend handig geconstrueerd pasticcio, dat goed klinkt en aan uitvoerders en componist een groot succes waarborgt, maar er staat geen noot - werkelijk, geen noot - Casella in. Deze maat is van Bach, de volgende van Stravinsky, dan komt het ‘Blumenstück’ uit de Derde van MahlerGa naar voetnoot229, dan Il trovatore, dan Åses Tod van Grieg. Het stuk kon bijna ‘Uren met componisten’ heten, of ‘De muzikale reis’. Natuurlijk werd het het succes van de avond. Wat wonder - weinig dingen zijn genoeglijker dan oude kennissen te ontmoeten, in een goed gezelschap en in keurige nieuwmodische toiletten gestoken. Wat deze receptie echter met de moderne muziek te maken heeft gehad, zou ik nog niet weten te zeggen. Het belangrijkste werk van dit concert was wel de Vijfde symfonie van de in Parijs levende Zwitser Ernst Lévy. Het is een zeer felle, strenge en getourmenteerde muziek. Als geheel wat brokkelig: de constructie van de laatste climaxen is mij nog duister gebleven en het komt mij voor dat de componist na het scherzandoachtige fragment óf een kort onderdeel te veel, óf een te weinig heeft geconcipieerd. Maar het is origineel werk en als zodanig van tienmaal meer importantie dan de kunstvaardigheden van de notabelen Hindemith of Casella. Lévy schrijft ook twee solostemmen in zijn ensemble: een viool en een trompet - doch ziehier juist het verschil tussen hem en de beide genoemden. Die twee obligaten zijn bij hem uit de muziek zelf voortgekomen (ik laat in het midden of de invallen voor de solotrompet muzikaal en coloristisch tot de beste momenten van het werk behoren) en niet uit de ambitie om een ‘hedendaags’ concerto grosso te gaan schrijven. Zijn motivering was een psychologische, de andere waren: formalistische. Het muziekbewustzijn van Lévy is, blijkens dit werk, nog gistend en onklaar. Maar zijn muziek belooft heel veel voor de toekomst. En wij hebben wel reden om aan te nemen dat de beloften gehouden zullen worden: de projecties, de ontladingen | |
[pagina 116]
| |
zijn machtig en beheerst. Hopen wij alleen op wat meer lichtzinnigheid in de toekomst: nu is het hier en daar nog wel zeer schroeierig en schrijnend. Frankrijk was slecht vertegenwoordigd, op dit concert, met een orkestrapsodie van P.O. Ferroud, getiteld Foules. Het bleek een gedeformeerde parafrase op Fêtes van Debussy, volkomen vormloos; goed, wat te overvloedig van klank en zeer onklaar geconcipieerd. Als reactie op het neoclassicisme van de huidige Parijzer jeugd was het nog zo kwaad niet: men kan altijd beter een orkest van Debussy horen dan een ensemble van de latere Stravinsky. Maar er ligt weinig belofte voor de toekomst in opgesloten: zó kan men een leven lang door componeren. Het slot van dit zware programma werd gevormd door een balletfragment Danse de la sorcière, van de Pool Alexandre Tansman. Stijfjes, goed geïnstrumenteerd, psychisch niet anders of meer dan balletmuziek. ‘Ses oeuvres’, heet het in het programma, ‘présentent un alliage de la sensibilité polonaise avec l'expression dynamique moderne.’ Ach ja - de schaduw van de meester... Is het niet precies George Sand! - Chopin schreef weliswaar minder handig voor het orkest, maar zijn muziek was beter, gedistingeerder, sensitiever. Dit was het voorlaatste voer van de internationale oogst. Nu nog Rusland, België, Oostenrijk, Tsjechoslowakije. Over de (ten dele voortreffelijke) prestaties van de talrijke executanten hoop ik in een slotartikel nog te schrijven. |
|