Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdMuziekfeest in ZürichGa naar voetnoot199
| |
[pagina 100]
| |
Maar wanneer men over de obligate bezwaren heenstapt, blijft er meer te waarderen over dan bij het merendeel van onze huidige grotere muziekstukken. Het werk verloochent zijn afkomst van het theater (zelfs van het openluchttheater!) nergens en het werd daardoor nogal een raar soort oratorium. Maar bij een muziekstuk geeft altijd de muziek de doorslag en de muziek is hier in de regel superieur. Kodály's Psalmus hungaricus is een in de eerste plaats ernstig werk. Het stuk is voortreffelijk geconstrueerd en het bevat gewis vele kiemen van een relatieve eeuwigheid. Men zou enige bedenkingen kunnen koesteren tegen het - ietwat doffe - coloriet en tegen enige bladzijden nu nogal zoetelijke lyriek met harpenglissando's, soloviool, klarinet- en fluitgevoelerigheden. Maar het magistrale, verrustigde slot van het werk helpt ons over onze aanvankelijke scepsis heen en er blijft niet anders over dan de wens het stuk in het aanstaande seizoen in Holland te horen.
De marionettenvoorstelling was die van El retablo de maese Pedro van Manuel de Falla. Men heeft dit opus kort geleden in Amsterdam opgevoerd en men kon toen grote en gegronde bezwaren hebben tegen de wijze waarop.Ga naar voetnoot201 Hier in Zürich klonk het orkest minder goed dan in Amsterdam; de vocaalsolisten waren veel minder dan Janacopoulos met haar gezellen, die wij in Holland te horen hadden gekregen, de akoestiek van het Kunstgewerbemuseum is tienmaal slechter dan die van de Hollandsche Schouwburg in de Plantage. Maar de uitvoering als geheel overtrof de stoutste verwachtingen. De marionetten, de belichting, de regie - het waren even zoveel gebeurtenissen en men bleef van het begin af in een spanning, die de beste resonnancebodem leverde voor De Falla's muziek. Het was wonderlijk op te merken hoe men met zeer beperkte, ja soms zelfs ontoereikende middelen, een vrijwel volmaakte voorstelling kon geven - terwijl het zeer goede materiaal waarover men in Amsterdam beschikte, niet anders opleverde dan een onsamenhangende reeks episoden, zonder psychologisch of muzikaal verband. De wegen der muziek schijnen dikwijls wonderlijk en dit hier leek wonderlijk in het kwadraat!...
De eerste kamermuziekuitvoering bracht drie noviteiten: primo een strijktrio van de BazelaarGa naar voetnoot202 Walther Geiser. Leerlingenwerk. Stijf en schools in de vormen, overgezakt in de totaalconstructie (een te lang begindeel, een te korte conclusie). Bovendien grauw en groezelig van coloriet, geen plezierige muziek om naar te luisteren. Walther Geiser schijnt nu niet bepaald een uitverkorene; het zingt niet zeer luid in hem en magiër is hij lang niet. Het strijkkwartet van Jacobi, een in San Francisco geboren Amerikaan, is veel muzikaler.Ga naar voetnoot203 In het tweede deel staan voortreffelijke vondsten en het geheel, ofschoon soms wat draufgängerisch, boeit onophoudelijk. Eén ding is jammer: zijn motieven- | |
[pagina 101]
| |
keus. Hij schreef het tweede en het derde deel van dit kwartet op authentieke Indiaanse thema's, die hij expresselijk voor dit doel was gaan oogsten in de wildernissen van Nieuw-Mexico. Dat schijnt altijd een hachelijk procédé. Men heeft psychologisch geen enkel contact met de magische melopeeën van wilde volksstammen en het doet soms stuitend aan, een melodie, door de inboorlingen gebruikt om regen te maken of het kalf van zijn buurman te betoveren, netjes gefriseerd, geschoren en opgeknapt, in een ritmisch confectiepakje te zien binnenkomen in de concertruimte van een exquisiet Europees strijkkwartet. Bovendien: weet men ooit precies, in hoeverre een melodie onttoverd wordt door de ‘bewerking’? Men moet de goden niet tergen, zou ik zeggen: gisteren regende het om te beginnen al van de morgen tot de avond en wie weet hoeveel betoverde kalveren er door Zürich dwalen?... Het pièce de résistance van dit eerste concert werd Schönbergs Blazerskwintet. Abjecter toonkunst kan men zich ternauwernood voorstellen. Het duurt een uur en het is compositorisch-technisch geen streep verder dan de Vierde symfonie van Brahms, met hoofdvormen (met reprise, ja) en rondo's en liedvormen en variatievormen. Met dien verstande, dat het harmonische idioom, Schönbergs stokpaard, de atonaliteit is.Ga naar voetnoot204 Wat wil zeggen dat het een beetje groezeliger klinkt dan Schumann en dat het moeilijker te realiseren is dan een variatie van Reger. Deze muziek is totaal verouderd en het is komisch op te merken hoe een zekere categorie van melomanen nog steeds in het prille besef leeft dat Schönberg voor de muziek, ja zelfs voor de moderne muziek, ooit iets betekend heeft. De muziek werd steeds aangehoord en gecomponeerd van andere premissen uit dan Schönberg ooit heeft begrepen en de hypothetische geluidsconstructies die hij zijn leven lang heeft opgesteld, hebben nimmer iets te maken gehad en zullen ook nooit iets te maken hebben met wat wij muziek noemen. Het is stamelen, raaskallen en mompelen. En het pretendeert te zijn: betogen, profetisch bezweren. Een dusdanige wanverhouding tussen intentie en daad is niet anders dan lachwekkend. Het is alleen jammer dat sommige talentrijke jongelieden in Schönbergs cauchemar hebben willen geloven, gelijk het jammer was, mutatis mutandis, dat de talenten van voor twintig, dertig jaren zich overleverden aan de tradities van Wagner of Brahms. Wij kunnen overigens de muziek van Schönberg c.s. rustig aan de beschikkingen der Moira verlaten. Le ridicule tue en er is weinig belachelijker dan een middelmatigheid die zich het air van de wereldhervormer geeft. De volgende drie concerten brengen veel onbekende namen - laten we hopen dat de programma's nog enkele verrassingen herbergen! |
|