Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdZomerse volksconcerten
| |
[pagina 96]
| |
gedenken. Dit was dan de enige en welsprekende hulde die men aan de herinnering van een eminent orkestlid kon brengen. Blazer was een der allerbeste ‘muzikanten’ van het Concertgebouworkest en bovendien was hij een fenomenaal contrabassist. Het orkest telt tal van goede en zelfs voortreffelijke kunstenaars, musici. Doch het genus der muzikanten waartoe Blazer behoorde, schijnt wel uit te sterven. Een muzikant, menen wij, is niet in de eerste plaats een erudiet; een muzikant heeft, in de regel, een tamelijk geknotte belangstelling en een betrekkelijk traag apperceptievermogen. Muzikanten zijn niet de artiesten bij de gratie van Apolloon en de muzen; zij zijn in technische zin: goede vakmensen. Doch, in hoogste instantie, niet zij beheersen het vak, maar het metier vormt hen. Een muzikant ‘kan’ alles, ineens, en zonder dat hij weet hoe. Zij zijn gewoonlijk eer conservatief dan geavanceerd en zij hebben een sterke heldenverering tot ruggengraat. ‘Vinders’ zijn zij zelden, de filosofie van hun vak laten zij links liggen, psychologisch inzicht hebben zij voor geen duit. Het zijn grote kinderen: zij hebben niets dan hun Spel. Ten andere zijn het veelal duistere, getourmenteerde bewustheden, in het dagelijkse leven eer toegankelijk voor de mystiek dan voor de wetenschap. Zij hebben meestal een hart van goud, maar hun conversatie, zodra die over andere en ‘belangrijker’ onderwerpen dan de muziek loopt, is beneden pari. Maar een orkest van louter muzikanten, geleid door een gespannen, vaardig en intelligent dirigent, is het volmaaktste muziekinstrument dat men zich denken kan. Het ras der muzikanten sterft uit, in onze orkesten. En de ensembles verliezen aan tovermacht, aan ‘muziek’, wat zij aan technische perfectie en intellectuele standing winnen. De dood van Samuel Blazer is een zeer weemoedig verlies. Prominente contrabassisten hebben wij genoeg, instinct-muzikanten maar heel weinig. Het zal wel in de loop der dingen liggen en wij zullen ons gaarne tevreden stellen met koeler, minder affectatieve muziekbeoefeningen. Maar tenslotte zal het vermogen van te toveren met klanken altijd een gave blijven, de wijzen en verstandigen verborgen, de kinderen geopenbaard. Laten wij maar niet op nieuwe openbaringen gaan zitten wachten; het zou te lang duren en het leven schrijdt voort... De solist van deze avond, Marcel Maazen, die het Pianoconcert van Grieg speelde, is typisch géén muzikant in de aartsvaderlijke zin. Bij hem: een intelligent benaderen van de muzikale en pianotechnische problemen (s.v.v.) die een stuk als het concert van Grieg oplevert. Een romantische, al te romantische draai in zijn wezen: neiging om de cantabiles extra dik op te leggen. Dan ook: de tendens om het vooral niet sausiger te maken dan het al is. Maar alles in alles: een interpretatie die niet overtuigend kon werken, omdat zij niet - van tevoren - van het goed recht van deze muziek als zodanig overtuigd was. Neem het iemand eens kwalijk, in 1926. De orkestwerken: Mozarts Jupiter-symfonie, wel wat zeer vlot gespeeld, hier en daar. En de Dansen uit de Prins Igor van Borodin. Grove muziek, populair in de slechte betekenis van het woord. |
|