Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdKeuzeconcert
| |
[pagina 88]
| |
dirigenten bij het numeriek sterkere deel van het hoofdeloze monstrum Publiek in het gevlij trachten te komen en te blijven door steeds herhaalde uitvoeringen van repertoirenummers, gangmakers van het succes, remmen der evolutie; niet voldoende dat de internationale violisten van het Stenen Tijdperk van het Violisme af tot en met heden drie (3) concerten spelen, niet minder dan drie: Beethoven, Mendelssohn, Brahms; niet voldoende dat dit numeriek sterkere deel van de concertbezoekers altijd en overal bevrediging van zijn traagheidsneigingen en streling van zijn onesthetische artistieke verhemelte kan verwachten - deze numeriek sterkere en volmaakte onmondige partij krijgt thans ook nog formeel het recht van beslissing in muzische zaken. De muzikalen, de artistieken - dat zijn dan die fantasten, die aan een Veredeling van het muziekbesef, een intensificatie van het artistieke begrip bij de Massa geloven - kunnen thans hun utopieën wel definitief voor de honden werpen. Ook in de absolute monarchie der Toonkunst kregen wij thans het Parlementaire Stelsel. Wat toch is het geval? Het bestuur van het Concertgebouw schreef een soort tombola zonder nieten uit. Iedereen mocht op een briefkaartje vertellen wat hij nu op het aanstaande concert naar rato van één gulden entree zou willen horen. Er zou gegarandeerd de hele avond muziek gemaakt worden en we zouden ten minste twee grote werken te horen krijgen. Alles ging in de puntjes, bij volstrekte meerderheid van stemmen. En zo hebben we dan kunnen lezen dat de Vijfde van Beethoven en de Zesde van Tsjaikovski nog heden het evangelie des gerusten muziekmans vormen, en dat in de competitie deze beide gangmakers aan de kop van het peloton rijden - als in 1916, als in 1906. Wanneer alle symfoniebegerigen hun wensen bevredigd hadden mogen horen, dan had men een optocht gekregen die er als volgt uitgezien zou hebben: Beethoven Vijf, Tsjaikovski Zes, Tsjaikovski Vijf (zeker!), Mahler Vier, Beethoven Zeven, Franck (dat valt nóg mee!), Das Lied von der Erde, de Unvollendete (pas op nommer acht - dat is wél een klein evolutietje), de Eroica, de Negende van Mahler, dan de Eerste van Mahler en helemaal achteraan de Tweede van Brahms. Het is treurig. En het is leerzaam. Er blijkt uit dat de wisselwerking tussen Mengelberg en het Amsterdamse publiek in al die jaren heeft opgeleverd dat Concertbezoeker en Dirigent het vrijwel eens zijn als het onderwerpen betreft als de geaccrediteerde muzikale dramatiek (de Vijfde van Beethoven); dat de concertbezoeker zijn dirigent een neuslengte voor is, wat betreft de appreciatie van de kermistentromantiek van een Tsjaikovski (de Pathétique én de Vijfde op nummer twee en drie...) Er blijkt, ten slotte, uit dat de Mahler-liefde aan het tanen is en dat is het enige (vrij duistere) lichtpunt. Men ziet tot welke wanhopige pogingen men zijn toevlucht neemt om de gewone muziekproducties te larderen met attracties. Men zou het bestuur, als de aardigheid van dit soort Keuzeconcerten af is (hoe groot was het percentage van de abonnees dat gestemd heeft?), nog enkele andere mogelijkheden aan de hand kunnen doen. Sinds Mengelberg terug is uit Amerika, heeft men de opstelling van het orkest grondig gewijzigd: eerste en tweede violen zitten met de alten op een kluitje en de | |
[pagina 89]
| |
cello's verblijven op de plaatsen der tweede violen.Ga naar voetnoot187 Niemand begrijpt het nut van dat experiment en men heeft links en rechts kunnen horen dat de klank van het orkest er hard door is achteruitgegaan. Men zou bijvoorbeeld een prijsvraag kunnen uitschrijven: ‘Hoe wilt u het orkest opgesteld hebben?’ Het valt te voorzien dat er abonnees zullen zijn die er genoeg van hebben Zimmermann altijd links vooraan te zien, Van Leeuwen Boomkamp altijd rechts vooraan en Mengelberg altijd op zijn rug. Men zou best Sam Blazer, aan het hoofd van zijn falanx van contrabassen, tot middenvoor kunnen promoveren en het bedrijf van de virtuoze slagwerker Jeuken is eigenlijk een te interessant schouwspel dan dat het voor de habitués van de linker podiumhelft moet gereserveerd blijven. En hoevelen snakken er niet naar Mengelberg eens van voren te zien en zijn mimiek te bestuderen, als hij een ernstig werk als de Ciaconna gotica van Dopper begint? Een andere prijsvraag was wellicht deze: ‘In hoeveel tijd wilt u Das Lied von der Erde gespeeld horen, zonder pauzen tussen de vijf delen?’ Of: ‘Met hoeveel fluiten wilt u het concert van Bach uitgevoerd hebben?’ Deze vragen zouden bovendien nog pedagogische waarde hebben. Zij zouden de beantwoorders ongemerkt in de buurt brengen van problemen uit de praktijk van ons muziekleven, problemen waarmee zich de melomane ‘men’ - ten onrechte! - in het geheel niet bezighoudt. Het Amsterdamse studentenweekblad Propria Cures van 24 april bracht een nogal aardig rijmpje over het onderwerp Keuzeconcert, waaraan wij het volgende ontlenen: D'r zou eens een aardig verrassinkje zijn:
Nu mochten ze zellef eens kiezen;
Een Mengelwerk zou het eens worden, zo fijn,
Je mocht er geen noot van verliezen!
De briefkaart, die kwam voor het Keuzeconcert;
Wat reusachtig knal zou dat wezen!
De éne koos Zuurkool en de andere koos Snert.
[...]
Voor gevolgen had niemand te vrezen!
Zo wil men, Stravinsky en Pijper ten spijt,
Zich toch bij het oude bepalen.
Want al het maaksel van latere tijd
Kan bij Beethoven immers niet halen!
Daar stampt er dan zaterdag Willem de grond,
Zijn ogen die gloeien en branden;
Saaikovsky en Beethoven waren hier rond,
Maar de Leider, hem draagt men op handen!
Uit de mond van kinderen..., nietwaar? |
|