Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
Concertgebouw
| |
[pagina 85]
| |
den in de hoek der leutige boertigheden (met uitzondering wellicht van Zweers, die met het klimmen der jaren toenam in simplistische onbekommerdheid...). Wagenaar greep naar ernstiger onderwerpen: Marcia funebre, opus 26; Avondfeest; hij greep somtijds zelfs mis, in de Sinfonietta.Ga naar voetnoot182 Dopper componeert naast, achter en voor één geslaagde muzikale scherts tien serieuze, vaak zelfs hypochondrische muziekstukken - gelijk de Ciaconna gotica. Ach, waarom is Doppers en Wagenaars Holland Wenen niet? Wat al voortreffelijke operettes hadden zij, bij die draai van geest, met hun uitnemende vakkennis, met hun muzikale eruditie achter zich, al niet kunnen schrijven! Dit nu is waarlijk niet als spotternij gemeend: het zal altijd een groter prestatie blijven een Fledermaus, een Orpheus in de onderwereld geschreven te hebben met Johann Strauss of Offenbach, dan een Symphonie sur un air montagnard met Vincent d'Indy, of een Meermann met Hans Sommer.Ga naar voetnoot183 En zou men denken dat Kronos, de almachtige Tijd, van Wagenaar of Dopper meer zal overlaten dan van d'Indy of Hans Sommer? Het lijkt tamelijk onwaarschijnlijk. Het ongelukkige is dat de operette voor onze nationale mentaliteit taboe is. Bij ons wordt zoiets niet gedaan en daarmee uit. Het is hier nu niet de plaats over de wortels der antitheatrale dispositie van onze ras- en tijdgenoten te gaan uitweiden; het hoe en waarom zou zeer ver van Doppers Gotica wegvoeren. Wie weet, of we ooit weer terugkwamen...? Men moet enige bezwaren hebben tegen het dithyrambisch accent waarmee Rudolf Mengelberg het stuk van Dopper in de programma's inleidt. ‘Een representatief meesterwerk der Nederlandse toonkunst’, ‘de op geniale orkestratie berustende visionaire kleur’ (nog altijd slecht Hollands, die laatste zin), als dat epitheta zijn waarmee men Doppers Gothische ciaconne omhangt, wat blijft er dan over voor de Negende van Beethoven, wat voor de Matthäus-Passion? Wanneer men het - zeer geslaagde, ofschoon wat dikke - orkestrale coloriet van Dopper uitscheldt voor visionaire kleur, die dan bovendien nog op geniale orkestratie berust - het spijt me - wat zullen we dan zeggen van de instrumentatie van Debussy's Ibéria? Soms dat dat talentvol beginnerswerk is? Men doet de uiterst verdienstelijke Nederlandse componist Cornelis Dopper onrecht met zulke on-Hollandse snorkerijen. Zoiets past in een publicatie van Benito (Mussolini), niet bij ons. Doppers diepste wezen is afkerig van de valsheden van de uiterlijke schijn; zijn muziek is serieus. Dat is óók: wat nuchter, wat droog. Maar als daar, in zijn beste ogenblikken, wat humor bijkomt, dan is het conglomeraat een zeer genietbaar soort van droge humor. Een eigenschap, waarlijk, die boven vele sentimentsverbijzonderingen uitgaat. En daarom is het jammer dat juist een werk, zo gespeend van alle ironie als de Ciaconna, als pars pro toto van zijn gehele levenswerk begint te gelden. | |
[pagina 86]
| |
Het zou beter zijn als men zich naderhand Dopper herinnerde als de auteur van de Amsterdamse Koninginnedag dan ‘van de Ciaconna gotica’. Het staat namelijk te voorzien dat men dit eerste langer zou doen dan het tweede. |
|