Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdOttorino Respighi IGa naar voetnoot153
| |
[pagina 74]
| |
moderne dissonantofielen;Ga naar voetnoot155 hij werd trait-d'union tussen het festival Stravinsky en de voor de deur staande Beethoven-weken en Matthäus-Passionen. Zonder onvriendelijke spotternij zou men zelfs moeten zeggen dat zijn in het Amsterdamse Concertgebouw uit te oefenen magie niet ongelijk was aan die der regenmakers bij Basoeto's en Maori's: Stravinsky's steppen bleken voor de gemiddelde concertbezoeker te waterarm: er moesten noodzakelijk Fontane di Roma spuiten, Pini di Roma suizelen. ‘In het programma van dit drieëndertigste abonnementsconcert staat een merkwaardige foto: Willem Mengelberg, vriendelijk glimlachend, joviaal. Zijn linkerhand op de schouder van Igor Stravinsky, die met gekruiste armen, gefronste wenkbrauwen en gespannen gelaatsuitdrukking gereed schijnt te staan om ons en de gehele wereld te verrassen of te choqueren met een nieuw meesterwerk of een herhaalde mededeling dat hij werkelijk niet weet wat atonaal is en hoe moderne muziek klinkt.Ga naar voetnoot156 Rechts van Mengelberg, op de voorgrond, staat Respighi, fors geschouderd, breed van gelaat; romantiek in zijn oogopslag en in de wijze waarop hij de handen gevouwen houdt. De handen zijn de kenmerkendste lichaamsdelen van de musicus. Op dit fotografietje is Mengelberg de enige die met zijn handen gebaarde: een beschermende geste naar Stravinsky. Deze verborg zijn handen, Respighi vouwde ze samen. Alle drie werden zij op de bewuste kiek bijna volmaakt getypeerd. De typering past ook volledig op het werk van Respighi.’ Hij is een romanticus; hij behoort tot de generatie van Florent Schmitt, Roussel en Dukas. Tonaliteitsproblemen kent hij niet, constructieve ontdekkingen deed hij nimmer. Zijn melodiek is nergens persoonlijk, zijn ritme is dat zijner voorgangers. Het is alles verdienstelijk werk van het tweede plan. Het is poëtisch, het is artistiek.Ga naar voetnoot157 Respighi is een ‘artiest’ in de goede, grootvaderlijke betekenis van het woord. En hij, uit het zonnige Italië, kan het waarlijk niet gebeteren dat wij, West-Europeërs, deze ontroeringen en extasen reeds een oorlog lang ontgroeid zijn. ‘Respighi werd in 1879 geboren. De orkestwerken van dit concert waren merendeels van de allerlaatste tijd: 1924, 1925.’ Zijn sterkste werk is ongetwijfeld het hier bekende stuk: Fontane di Roma, dat Respighi componeerde op zijn zevenendertigste jaar, in 1916. Alfredo Casella dirigeerde deze suite op het merkwaardige concert van moderne Italiaanse muziek in het Amsterdamse muziekseizoen 1919-1920 en dit bleek toen een der persoonlijkste en modernste uitingen. Ook na jaren leek het oudste weer het jongste. Want noch zijn Pianoconcert, noch het Poema voor viool en orkest, noch zijn Pini di Roma bereiken de vrijheid van gebaar, het chroma van het oudere stuk. Het is altijd wat uiterlijk en er staan te veel Debussy-accenten in (La mer), maar er is plein-air en de climaxen klateren joyeus. Fontane di Roma lijkt representatief voor Respighi op zijn best. Het Pianoconcert is het minst belangrijke opus. Droog, naar verhouding (voor een noorderling zou het, mutatis mutandis, overdadig lijken).Ga naar voetnoot158 Er is daar een stre- | |
[pagina 75]
| |
ven naar geserreerder vormgeving, die Respighi volstrekt niet ligt. Daardoor werd het rommelig en slecht uitgebalanceerd. De solo-pianopartij doet te weinig in dit gemiddelde, juist omdat Respighi het concertant wilde hebben. Waar hij de piano als een orkestinstrument gebruikt, klinkt zij voortreffelijk (dat wil zeggen in alle andere orkestwerken). Hij weet zijn coloriet heel wel te timbreren, door gebruikmaking van de pianoklank, maar hij kan geen pianosolo tegen een orkestbegeleiding in reliëf zetten. Dat worden dan: beukende pauken (zie het Concert van Tsjaikovski) of larmoyante melopeeën van de strijkers (zie Rachmaninov) tegen uitvoerige arpeggio's, die iemand als Saint-Saëns in de vorige eeuw reeds tien malen eleganter en solistischer schreef.Ga naar voetnoot159 Het Poema autunnale voor viool met orkest is beter. ‘Schmuller speelde dit wel wat overmatig vrijbuiterend. De lyriek is stellig overvloediger dan Schmuller wilde doen geloven en de capriolen zijn ongetwijfeld minder avontuurlijk: Schmuller maakte er te veel Prokofjev van. Dit werk (het laatst gecomponeerde van alle uitgevoerde stukken; voltooid in november van het vorige jaar, voor de eerste maal uitgevoerd 1 februari laatstleden in Hamburg onder Muck) is het nadrukkelijkst “dichterlijk”. De lyriek in het programma deed erger vermoeden dan wij te horen kregen.’ Het is fraaie muziek: geen groot geval, geen felheden en geen climaxen van ontroering of verstilling. Het zou op een ander programma en onder een voor Respighi gunstiger constellatie ongetwijfeld ‘een grote’ indruk maken. Maar een hele avond Respighi is te veel, voor Respighi. De Pini di Roma werden in 1924 op muziek gezet voor het grote apparaat, waaronder een grammofoon die het gezang van een nachtegaal weergeeft, trompetten en trombones boven het orkest opgesteld en met een soort fascistenmars tot slot. Buitensporig grof van geest. De waterwerken lukten hem beter dan de boscagiën. Men vraagt zich alleen af: welke bezienswaardigheid van de Eeuwige Stad thans aan de beurt zal komen. De fonteinen en de pijnbomen hebben wij gehad, moge Respighi's muze hem en ons Quirinaal, Piazza Vittorio Emmanuele, Vaticaan en Monte Pincio besparen! Het wordt zo erg lokaal. Wij zouden, volgens het programma, Respighi onrecht doen, wanneer wij zijn slechte arrangementen van Antiche arie e danze welwillend zwijgend voorbijgingen. In het programma immers stond te lezen dat ‘deze bewerkingen van essentiële betekenis (zijn) voor de geestelijke vorming van de componist en voor de stijl zijner muziek.’ ‘Wel: deze tweede suite, waarmee het concert begon, is al even ongeslaagd, grof en gewoontjes, als de vaker gespeelde eerste. Het orkest wagnert heel vaak en dat is een gamma waarin zich de melodiek van oude meesters als Caroso, Besardo, Simone Molinaro tamelijk slecht thuisvoelt.Ga naar voetnoot160 | |
[pagina 76]
| |
Overigens is inderdaad het probleem van de bewerking een punt van betekenis en daar Respighi op de Concertgebouw-Kamermuziekavond van 13 maart aanstaande ook ettelijke bewerkingen zal laten uitvoeren, stellen wij ons voor op dit onderwerp na die tweede Respighi-avond terug te komen. Men zou wel willen vragen of het niet nuttiger en nodiger zou zijn geweest een tweetal Malipiero-avonden te organiseren, of een Pizzetti-kamermuziekavond (om in de Italianen te blijven). Doch - hoe dit zij: het was van belang alvast met het oeuvre van deze oudere grondig kennis te maken. Veel blijvends zal er nu wel niet bij zijn... Doch zelfs een alleen maar geslaagde compositie van Italiaanse bodem bevat meestal meer muziek dan een meesterwerk van Noord-Europeser komaf. En dus berouwt ons deze lange avond (twee en een half uur muziek!) geenszins.’ |
|