Mengelberg-concert
30 januari 1926 (RN)
Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg (28 januari 1926)
Wagner: Ouverture Der fliegende Holländer
Manén: Concerto espagnol voor viool en orkest (solist: de componist)
Beethoven: Vijfde symfonie
Willem Mengelberg, terug uit Amerika, dirigeerde het abonnementsconcert van donderdag laatstleden. Pierre Monteux nam zondag tevoren afscheid met een programma, bestaande uit de Amerikaanse symfonie van Dvořák, Ouverture Zauberflöte, Rosamunde-balletten van Schubert en, als belangrijkste nummer, de magistrale symfonische fragmenten uit Le martyre de Saint Sébastien van Debussy-d'Annunzio.Ga naar voetnoot117 Mengelberg begon zijn seizoenhelft met de Ouverture Fliegende Holländer, de Vijfde van Beethoven en als minder bekend nummer het Concerto español van Juan Manén, voor viool met orkest; Manén zelf speelde de solo.
Juan Manén speelt beter viool dan hij componeert. Er zijn - kan het anders? - natuurlijk overeenkomsten tussen zijn componeren en zijn vioolspel. Het is allebei wat indifferent. Wél geacheveerd, doch nergens tot een persoonlijke uiting geworden. Maar zijn vioolspelen voldoet tenminste aan de hedendaagse internationale eisen. Zijn Concerto español niet. Er staat vrij wat Lalo in en verder de geaccrediteerde Spaansigheden van alledag: zes-achtstenmaten in drieën verdeeld, met twee stompjes op de zwakke plekken, castagnetten, tamboerijn en veel vijf-één. Het concert is zorgvuldig en zindelijk geïnstrumenteerd - dat is wellicht de grootste kwaliteit ervan: de soloviool is altijd en overal vrij en er worden geen passages verslonden door gulzige hoorns of verpletterd door beukende trommen.
Er zijn momenten die voluit voortreffelijk klinken, combinaties van hoge tertsen in de soloviool met lage akkoorden in de fluiten. Maar het is alles wat mergloos: de muziek, die veelal zo uitnemend werd georkestreerd, is niet helemaal die moeite waard.
Manén zal zich, naar aanleiding van dit concert, nog niet voor een componist kunnen houden. Het is (zonder de ijkmerken der meest halsbrekende virtuositeit) van hetzelfde ras als de concerten van Vieuxtemps, van Wieniawsky. En dus eigenlijk al geantiquiseerd vóór het geschreven was.
De uitvoering der orkestwerken slaagde zeer goed. Men weet hoe Mengelberg stukken als de Vijfde van Beethoven, als de ouverture voor de Fliegende Holländer speelt: met het grote apparaat, met een maximum aan tegenstellingen. Vooral de ouverture van Wagner was instructief, in dat opzicht.