Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 826]
| |
Het is een prijzenswaardige daad van Evert Cornelis geweest om dit concertseizoen te besluiten met een eerste uitvoering van Bruckners Derde symfonie. De Derde is de meest bevattelijke der negen symfonieën en ik zie aankomen dat zij, wanneer de kennis der Bruckner-literatuur van ons publiek wat minder hiaten vertoont, een der meest geliefde zal worden. De Derde symfonie werd op oudejaarsavond van het jaar 1873 voltooid, welhaast vijftig jaar geleden dus. Van noviteiten gesproken... Ernst Decsey heeft, niet lang geleden, een zeer leesbare en enthousiaste Brucknerbiografie geschreven.Ga naar voetnoot429 In dit werk vond ik voor de eerste maal analysen van de symfonieën die zonder eigenwijzigheid, zonder beter weten dan de componist, geconcipieerd waren. Gewis - het sentiment der beschouwingen is wat te lyrisch, voor onze smaak, en deze lyriek doet wat zeer Weens aan. Doch hoevele malen verkwikkender is het niet een Bevoegde zich te zien schikken naar de inzichten van een Vinder dan een Onbevoegde te horen vertellen hoe die Vinder ‘het’ nu eigenlijk had behoren te bewerkstelligen. Het blijft een zeldzame evidentie: er zijn namelijk te weinig Bevoegden, als Decsey. En die eventueel bevoegd zouden kunnen zijn, kennen Bruckners oeuvre niet van horen spelen - zijn symfonieën zijn immers te zeer uitzonderingen op onze programma's. Ernst Decseys studie over deze Derde symfonie bevat vele treffende detailopmerkingen. Hij meent, schrijvende over het hoofdthema, het motto dezer symfonie: ‘Bei Beethoven gab es die bange Frage: “Muss es sein?” Hier ist ein Überzeugungsruf: “Es muss so sein.”’Ga naar voetnoot430 Hij noteert ook een gevoelige opmerking over het karakter van het tegenmelodietje in de eerste hoorn in het verloop van het tweede thema: ‘Wo Vergangenheiten tönen, kann das Horn nicht fehlen’... Oostenrijks? Ongetwijfeld, doch raak ook. Soms te Midden-Europees: over het trio van het Scherzo: ‘eine Tanzweise die zwei Oktaven durchklettert als ging es einen Maibaum hinauf [...]. Material genug um ein dreiteiliges Lied von irdischem Wohlgefühl unter den Augen des Ewigen zu singen.’ Soms suggestief typerend: het tweede thema, Finale: ‘Melodik von praterhaftem Schwung: das Verwogene in der Form des Selbstverständlichen.’ Het lijkt nuttig om de toekomstige Bruckner-enthousiasten (Cornelis zal ongetwijfeld op de ingeslagen weg voortgaan) thans reeds de lectuur van Decseys werk aan te bevelen. Dat is nuttiger (want: bevoegder en bescheidener) bron dan een van de andere, veel geraadpleegde ‘Führer’. De Derde symfonie is ‘Meister Richard Wagner in tiefster Ehrfurcht gewidmet’. Dat was, in 1873, zo zot niet. Wagners invloed was ongehoord groot in het geestelijk leven van die dagen. Het ging niet aan die stroming te negeren: men kon partij kiezen - als Brahms, óf als Bruckner. En het getuigt wél van een bijna kinderlijke receptiviteit, die gevoeligheid voor Wagners (vooral harmonische) renovaties. Bruckner wist, | |
[pagina 827]
| |
onbewust, dat hij óver Wagner héén Bruckner was geworden, voor alle toekomstige tijden. Dat lijkt me de hoogste instantie van de zaak. En, in op één na hoogste instantie: de neiging van alle grote denkers om ook de gedachten van anderen eens een ogenblik te koesteren, te her-denken. Geen origineel denker was ooit bang voor die gedachten van anderen. Bach bewerkte Vivaldi, Couperin; Beethoven schiep grote variatiewerken op thema's van Mozart, Händel en zelfs van tienderangsmeesters; Debussy citeerde Gounod, Mahler de hele literatuur... Alleen de zwakke geesten menen zich te moeten handhaven door een soort krampachtige originaliteit. Bruckner mediteert in het Adagio lange ogenblikken over de Tristan, over Siegfried (typerend dat hij gedachten van de rijpe Wagner koos en geen momenten uit Lohengrin bijvoorbeeld nam, die voor die dagen evenzeer nieuw waren, doch niet zo persoonlijk Wagneriaans). Men kan menen dat dit wat lang duurt, doch ‘per ongeluk’ of bij wijze van gedachtefout, zoals zoveel ignorante beschouwers ons willen laten geloven, is dit geenszins. Het soort raffinement is wat zeer uit die tijd, verouderd wellicht. De gedachte die aan dit alles ten grondslag ligt, is evenwel het tegenovergestelde van klein of onpersoonlijk. Een citaat is soms origineler trouvaille dan honderd bladzijden ‘zelfgevonden’ muziek. Bruckner zei eens, sprekende over zijn Eerste symfonie: ‘Mit dem kecken Beserl hab' ich mich um ka' Katz nit' kümmert, um kein Kritik und kein Publikum; komponieret hab' ich wie mir 's grad g'fallen hat, nit um den Leuten zu gfallen’... Zie, dit leert ons meer van Bruckners wezen dan honderd zwaarwichtig-professorale betogen, die uitpluizen wát geslaagd is, wát te lang; wát eigenlijk Wagner-muziek is en wat meer Bruckner. Bruckner was tweeënveertig jaar oud toen hij zijn Eerste symfonie schreef; hij begon als componist toen zijn geest reeds volledig gevormd was, niet meer beïnvloedbaar, noch door Wagner, noch zelfs door Beethoven. Wagner? Maar hoever staat deze oude zonderling van de nerveuze, problemen opwerpende, zichzelf verterende operacomponist Wagner af... Reger en Rameau hebben wellicht meer familietrekken. De uitvoering van deze Derde symfonie stond minder hoog dan de reproductie der Vierde, onlangs. Daar zijn veel geldige motieven voor: eerste uitvoering (de Vierde lag al lang in de bibliotheek), eind van het seizoen, enzovoort. Ik weet zeker dat ons orkest het werk in het volgende concertjaar even voortreffelijk zal gaan spelen als de Vierde in het afgelopen seizoen. Eén ding behoeft Cornelis niet meer te veroveren: aandacht voor Bruckners zaak. De belangstelling, eenmaal gewekt, is er nu. Vóór de pauze speelde Cornelis nog Mozarts Pianoconcert in Bes.Ga naar voetnoot431 Hier was het ensemble niet zo volmaakt als anders in de regel. Het zou zeker aanbeveling verdienen voor deze gelegenheden het orkest en de vleugel anders op te stellen dan thans geschied was. Van 's dirigenten rug kunnen de musici weinig indicaties aflezen!Ga naar voetnoot432 | |
[pagina 828]
| |
Hout en strijkers rammelden onderling en in verhouding tot de solostem. Het beste lijkt mij de vleugel zó op te stellen dat de dirigent-pianist zijn rug naar de zaal keert, het orkest juist midden op het podium, in een halve cirkel om de leider heen. Cornelis kan dan zijn ogen overal hebben en een leidende hand uitsteken daar waar dit nodig mocht blijken. Een prettige mogelijkheid, overigens, die pianoconcerten zonder dirigent. Als het helemaal slaagt (en dat kan het! Cornelis is een te voortreffelijk artiest om de juiste oplossing niet te vinden), dan is het een buitengewoon bekoorlijk, intiem musiceren. Ter wille van de muziek, niet voor briljante virtuositeit of persoonlijke interpretaties. Ik verwacht hier nog veel van. Het concertseizoen is thans afgelopen. Er is veel winst te boeken. Ik herinner mij een tal van absoluut superieure uitvoeringen, een belangrijke reeks noviteiten: Bruckners Derde en Vierde, La mer, de Nocturnes, de Prélude, de Marche écossaise van Debussy; Honeggers Pastorale; I cipressi van Castelnuovo-Tedesco, Diepenbrocks Vondel's vaart, Charpentier, Moesorgski's Mont chauve, Mahler-liederen... Alles in alles mag men met vreugde vaststellen dat Evert Cornelis het orkestleven in zeer goede en ruime banen leidt. Ons orkest, thans vrij van het deprimerende harmoniespelen,Ga naar voetnoot433 zal ons in het seizoen '23 - '24 vele schone verrassingen bereiden, denk ik. Tot dan.Ga naar voetnoot434 |
|