Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdProgrammatoelichting Utrechtsch SextetGa naar voetnoot427
| |
[pagina 825]
| |
van ons Hollandse publiek, voor een jaar of tien, op de Scandinaafse letterkunde (Selma Lagerlöf). In Bliss' geval werd het parodistische kantje aan zijn Madam Noy in Engeland dan ook niet dadelijk begrepen: men hoorde slechts de fraaie muziek en besefte niet dat enkele zoetsappige ‘dissonanten’ juist even over de grens van het komische lagen. Een tweede uitvoering bracht dat gewoonlijk zuiverder aan het licht. Bliss heeft reeds betrekkelijk veel geschreven. Rout voor sopraan en enige instrumenten; muziek voor Shakespeares Tempest voor koperen blaasinstrumenten en slagwerk; een Rapsodie voor sopraan, tenor, strijkkwartet, contrabas, fluit en althobo. Verder Conversations voor viool, alt, cello, fluit en basfluit, hobo en althobo. Ook bestaan er orkestwerken van zijn hand.
Het Tweede sextet van Sem Dresden (hij schreef reeds drie sextetten voor dezelfde bezetting, ongerekend de bekende transcriptie van vier pianostukken van Rameau!) dateert van 1913. Het is een cyclisch werk, dat wil zeggen dezelfde thema's treden in alle delen op. Het korte motiefje, waarmee de hoorn begint, dient weer als sluitsteen van het klankgebouw (slot vijfde deel). Het tweede en derde deel zijn de grootst mogelijke tegenstellingen, die elkaar in dit verband juist completeren. Het hoofdthema van het derde deel (fluit) speelt een zeer belangrijke rol in het vierde deel (dan in de hoorn). Zo is dit werk sterk geconcentreerd en overal thematisch samenhangend. Een compositorisch-technische analyse van het Sextet zou zeer gecompliceerd worden, doch de hoorder kan, ook zonder alle aanduidingen en citaten bewust te weten, zijn indruk van het zeer sterke werk gemakkelijk vestigen. Men zou het Sextet kunnen beschouwen als een uiterst abstracte pantomime, spelende gedurende vier (vijf) akten in steeds wisselende belichting en enscenering, doch tussen dezelfde weinige personen.
Mijn eigen Sextet, geschreven voor het Utrechtsch Sextet in januari jongstleden, is monothematisch. Het beginthema (klarinet) treedt in alle delen sterk op de voorgrond, in vele ritmische en coloristische gestalten. Het derde deel bevat voor mij enkele persoonlijke associaties met het land Ticino, waar wij langere tijd verbleven. Ook in het vierde deel staan, welbewust, enige italianismen. Mededelingen over de constructie van het korte werk, over het atonale harmonische idioom, over het contrapunt en de secundaire thematiek zouden te zeer technische verhandelingen worden en tot het verstaan van het stuk weinig bijdragen, vrees ik. |
|