Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdDansmatinee
| |
[pagina 816]
| |
werd. Het is geen geringe verdienste van mevrouw Scheepers als eerste in Utrecht het kleine meesterwerk in het openbaar te hebben laten klinken. Nu weet ik evenwel niet of dit ‘ballet pour enfants’ in een schouwburg realiseerbaar is. Evenmin: of dit door kinderen mogelijk is. Ook niet: of het kan op de manier die mevrouw Scheepers daarvoor uitgezocht had. Ik weet volstrekt niet of mevrouw Scheepers beseft dat zij zich als regisseuse, als balletmeesteres, taken op de schouders had gelegd die haar - wellicht voor sommigen onmerkbaar, doch onvermijdelijk - verpletteren moesten. Zij kan het geheel, als Leidster, zomin aan als, als pianiste, de muziek. Dit alles bleek er in tweede instantie reeds volkomen naast. Daar waren waarlijk te veel foute noten en al te weinig juiste intenties: dynamisch, metrisch, ritmisch, agogisch... Het tempo der inleiding; het ‘overgangs’ akkoord naar de eerste scène (Debussy noteert daar: ‘le plus doux du monde’) met een es erin, in plaats van een e. Het tempo, de expressie van Le vieux chant hindou qui sert, de nos jours encore, à apprivoiser les éléphants. Het tempo van de Wals der pop (volle maat is 58!).Ga naar voetnoot416 Dit is pas de eerste helft der eerste scène... Een streng zakelijke muziekkritiek zou van het zeer belangrijkste deel van deze middag, van de reproductie der muziek, niet veel meer kunnen overlaten dan wat houtwol. Niet alleen inzake de (technisch geducht moeilijke!) Boîte à joujoux; ook de kleine dingen na de pauze klonken even hakkelig en stuntelig: En bateaux twaalf metronoomgraden te snel; The snow is dancing breiachtigGa naar voetnoot417 en rauw (pedaal!); Doctor Gradus ad Parnassum ruw en grof. Samenvattend: dit pianospel is dilettantisch, in alle min gunstige betekenissen. Niet ‘onmuzikaal’ in de zin die men op onze conservatoria en dergelijke aan dit woord pleegt te hechten - doch over de vele imponderabilia Opvatting, Expressie, enzovoort behoort men niet te praten, meen ik, zolang de noten van de componist er nog pas op papier zijn... Ik weet niet of La boîte à joujoux realiseerbaar is. Ik ben geneigd mezelf te antwoorden: ‘Waarom niet?’ Het scenario is duidelijk genoeg; de tekeningen van decor en kostuums van André Hellé laten aan preciesheid niets te wensen over. (Het was me dan ook een raadsel waarom het programma als decor- en kostuumontwerper Theo Bennes noemde. Zijn taak toch bleek niet veel anders of meer dan het overnemen van Hellés voorschriften. En hij toonde zich allesbehalve een goed kopiist; tien, twintig geniale trekjes van de Fransman bleven weg: de wolk in II, het hekje in III, de plaquette op de jas van Polichinelle-garde-champêtre; de banderolle met Na Twintig Jaar, het etiketje (vijfennegentig centimes!) op de speelgoeddoos... Kleinigheden? Wel zeker - juist daarom!) Laat ons dus aannemen dat daar een vertoning mogelijk is die overeenstemt met de intenties van de auteur. Ik vraag dan: waarom wijkt mevrouw Scheepers op zoveel essentiële puntjes van haar voorschriften af? Waarom zet men zot-kubistische boompjes op het toneel, waar Debussy voorschrijft Deux arbres de Nuremberg? Waarom verschijnt er een olifant buiten alle proportie en verdonkeremaant men de tijger? Waarom maken La Poupée en Polichinelle in II een soort dansje, als Debussy | |
[pagina 817]
| |
voorschrijft: Polichinelle est assis à côté de la poupée et lui conte fleurette...? Waarom zijn, op het slot van II, de twee poppige gelieven allang verdwenen als de ‘overwinningsfeestmuziek’ der Polichinelles weerklinkt, zodat dit verrukkelijke detailtje alweer voorbijgaat zonder zin, zonder samenhang? Ik stel hier vier vragen, uit naam van het stuk zelf, en ik laat veertig andere, even belangrijke of importanter, rusten. Mevrouw Scheepers verdient erkentelijkheid voor het feit dat zij Debussy's chef d'oeuvre voor het licht haalde, doch voor de wijze waarop zij dit deed, kunnen wij haar niet eren. Zij naderde Debussy's werk niet op de juiste wijze; zij stelde zich niet in dienst van het stuk, doch zij maakte het dienstbaar aan haar praktijk - zij ontwierp dansjes en actietjes, et cetera, naar aanleiding van ‘het gegeven’. Zij toonde zeer onvoldoende respect voor het werk van Claude Debussy en zij overschatte, in dezelfde adem, haar eigen kunnen en het apparaat (haar leerlingen) dat haar ten dienste staat. Men kan dit desgewenst duidelijker demonstreren aan het tweede deel van de middag: dansen en balletjes ‘naar aanleiding van’ in zichzelf complete pianostukken van Ravel en Debussy. Want in La boîte à joujoux volgde zij, op een veilige afstand, Debussy-Hellés scenario nog in grove trekken en men zou, om de waarheid mijner bezwaren te toetsen, de beschikking moeten hebben over het authentieke stuk - welke melomane excentriciteit men heden nog niet van alle moderne-muziekminnenden mag verwachten, helaas. Ik vraag dan wat men van het soort artisticiteit moet denken die het eerste nummertje uit Debussy's pianosuite Children's corner, namelijk Doctor Gradus ad Parnassum metamorfoseert in het Rattenvanger-van-Hameln-verhaal, gespeeld door iemand in een knalrode jurk, vedelende op een fictieve viool, omringd door een schaar kindertjes in de weerbarstigst vloekende kleuren. Merk op dat Debussy met Gradus ad Parnassum een zinspeling maakte op de (beruchte!) etudes van Clementi; merk op dat de melodische gang van het muziekstuk geprojecteerd is in de zestienden - dus niet op de toppen van de zoveel groepjes van vier zestienden (dat was: Mendelssohn); merk op dat men deze pianomuziek kan transformeren in wat men wil, doch niet in vioollijnen. Dit heet nu bij mevrouw Scheepers De Tovervedel. Wel, ik heb vele artistieke dwaasheden zien begaan door vele danseressen, doch dit overtreft wel zowat alles. Ravels ballet Ma mère l'oye werd in zakformaat gegeven. Het gebeuren van de eerste scène (Prologue)Ga naar voetnoot418 en van de laatste (Le jardin féerique) werd gecomprimeerd in een da capo van het tweede stukje van het geheel: Pavane de la belle au bois dormant. Dit heette hier Doornroosje en dit was van dans hoogst insipide. Erger was de kleur: hardgroen, rood, paars, muisgrijs, tangokleurig kleed van de prinses, kanariegeel spinnewiel. En bateau van Debussy: twee evenwijdige lijnen van drie gifgroene zeenimfen en drie kleine meisjes tegen een vaalblauw achterdoek. Actie: armheffen en laten zakken. Wanneer Anita Berber in Wenen een dans uitvoert die zij Das Heiligenstädter Testament noemt, begeleid door een salonorkest dat het Adagio uit de Sonate pathétique speelt en een declamator die het Heiligenstädter Testament [voordraagt, spreekt de]Ga naar voetnoot419 internationale pers daar schande over. Want: Anita Berber danst in het pri- | |
[pagina 818]
| |
mitiefste aller kostuums, en: de muziek is van Beethoven. En toch is in dezen de ‘gedachtegang’ die daarachter zit, minder dwaas dan het inzicht dat Doctor Gradus ad Parnassum verheft tot Hamelns Rattenvanger, feminini generis. Alleen: dit heet De Tovervedel en de muziek is maar van Debussy. Het komt mij voor dat mevrouw Scheepers sommige eigenschappen mist, die nodig zijn wanneer men zijn geest in contact brengen wil met de muziek van de grote meesters. Het komt mij voor dat het haar aan inzicht in de betekenis der door haar gedramatiseerde, althans veruiterlijkte, muzieken mangelt. Dit verklaart voldoende. Ik voel er niets voor om de uitslag niet te rekenen, het doel slechts te tellen. Deze uitslag bleek te armetierig. En is dat doel, het doel van mevrouw Scheepers - zelfs al was het nauwkeurig omschreven - wel in staat de gebruikte middelen te heiligen? Ik meen van niet. Tot dusverre prefereerden wij een voortreffelijke muziek boven een slechte dans. Over de voortreffelijkheid van Debussy's Boîte à joujoux hoop ik nog wel eens te moeten schrijven. En zijn pianowerk: Children's corner, Petite suite is tegenwoordig waarlijk in het begrip der beteren onder de muziekhoorders wel bemind genoeg. Och ja - Debussy is nu al een paar jaren dood - die het hardst tegen hem geschetterd hebben, zijn nu al ijverig bezig met zijn monument op te richten. Zo gaat dat. |
|