Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 804]
| |
Tivoli-concert - Harry Wiggelaar
| |
[pagina 805]
| |
Men moet, als men noviteiten wil brengen, niet slechts moed hebben om met de sleur te breken; men moet niet slechts onbevredigd zijn met het grauwe repertoire; men moet niet slechts veine hebben, niet slechts negatieve gelukjes kunnen boeken. Men moet boven het gehele repertoire en boven de complete literatuur staan. Ik zou durven schrijven: wie één noviteit van importantie brengt, heeft al tien andere verworpen. Het is ook zo logisch. Ternauwernood één op de tien werken is na een paar jaren het aanhoren nog waard. Dit is ruim gerekend... Het Vioolconcert van de vergeten Karlowicz is grauwer dan de groezeligste bladzijden van ‘het repertoire’, is onbeduidender dan een duo van Mazas, is onbenulliger bijna dan het Vioolconcert van WitteGa naar voetnoot396 of Manasse van Hegar.Ga naar voetnoot397 Het is een triviaal, onpersoonlijk, overbodig stuk muziek; ‘vertolkt’ gevoelens van het Jaar Nul; demonstreert een soort koffiemolenmuzikaliteit. Een analyse van het werk zal ik thans niet geven, dat is zonde van het krantenpapier. De reproductie van dit vioolconcert, enzovoort, voldeed niet aan betrekkelijk hoge eisen. Wiggelaar is nog lang niet afgestudeerd, stokvoering nog zeer onvolmaakt, toon opvallend klein, muzikale eigenschappen middelmatig (expressie, dynamiek, ritmiek). Harry Wiggelaar speelt goed viool, doch een solist, een concertmeester, herken ik nog lang niet in hem. Het is alles ook nog te onbijzonder: het wezenlijke talent verraadt zich door duizend details. Ik heb gisteravond niet één zo een verraderlijk detail van hem gehoord; wél wat te lage intonaties (dubbelgrepen, eerste deel). Het is, alles in alles, een moeilijk concert, dat van Karlowicz, en ik zou me kunnen voorstellen dat Wiggelaar sommige ‘alledaagser’ opgaven beter zou oplossen. Ik kreeg onlangs, op dat kerkconcert, een groter belofte van hem, dan hij thans gehouden heeft.Ga naar voetnoot398 Hij moet nog belangrijk groeien.
Het programmadeel vóór de pauze bood buitengewoon veel schoons. Een Gevaertarrangement van een stukje van Monsigny; Ravels Rapsodie espagnole - zijn voortreffelijkste compositie, met de oude, nooit overtroffen Habanera erin (het derde deel, de Habanera, is van 1895, de rest van 1907!) - en Debussy's Prélude à l'après-midi d'un faune. Vooral dit werk werd superieur gespeeld. Kwants inzet was van de eerste noot af raak en suggestief, en de klank van de climax behoorde tot de beste prestaties van ons orkest, dit seizoen. Doch, welk een stuk ook... Men zou haast, een gezegde van Debussy over een pianoconcert van Mozart variërende, kunnen vaststellen dat het zó voortreffelijk voor het orkest geschreven is dat men het bijna niet slecht spelen kan.Ga naar voetnoot399 Ook Mallarmé, de dichter van L'après-midi d'un faune, beminde Debussy's muzikale inleiding tot zijn schepping bovenmate. Hij zei eens: ‘Cette musique prolonge | |
[pagina 806]
| |
l'émotion de mon poème et en situe le décor, plus passionnément que la couleur!’ En hij schreef in Debussy's exemplaar van het boek: Sylvain d'haleine première,
Si ta flûte a réussi,
Ouïs toute la lumière
Qu'y soufflera Debussy.
Ook in de Rapsodie van Ravel waren veel zeer schone momenten - in de Habanera vooral en in de Feria, het vierde deel, dat uitnemend van klank was. Doch het ontbreken van een celesta is voor dit stuk een zware handicap! En bovendien ontbrak gisteravond de concertmeester (waar bleven de flageolet-arpeggio's onder het fagottencadensje in het eerste deel?), ontbrak ook de eerste klarinet. Allemaal zaken die een zo coloristisch stuk als deze Rapsodie ernstig schaden. De expressie van het geheel, het ritme, de dynamiek, natuurlijk fameus. Cornelis onttovert deze muziek op een onnavolgbare wijze. Het is volstrekt persoonlijk en meeslepend van de eerste maten af! En het is een genot de ontwikkeling van ons orkest gade te slaan, in dit tempo! |
|