Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdWinteravondsprookje - de muziekGa naar voetnoot387
| |
[pagina 802]
| |
een negatieve winst. En wanneer het geheel niet zo vaag, zo verward en stuntelig van tevoren gehoord bleek te zijn, dan konden wij wellicht juist daar de originen van Heuckeroths muzikaliteit vinden. Thans wordt het echter een hopeloos zoeken: Heuckeroth mist alle eigenschappen op één na van de scheppende kunstenaar. Hij heeft, eerste erge tekortkoming, geen spoor van abstract concentratievermogen: deze hele Shakespeare-muziek is constructief zo bekoorlijk als een koolraap en zo expressief als het abc. De melodiek is van de goedkoopste Italiaans-veristische soort, Leoncavallo of Mascagni. Het ritme wil vrijer zijn, dat is ook een van de minder duistere lichtzijden. Maar het komt nooit verder dan: een verkort of verlengd frasetje. Diepenbrock hoorde (en noteerde) melodieën die de wanden van de ‘klassieke’ periodenbouw uiteenrukten; deze melopeeën zouden eventueel zeer wel willen passen in het schema der conservatoriumformules. Heuckeroth hoort blijkbaar geen extravagante complexen. Want alles wat ‘modern’ klinkt, doet te opzettelijk aan. Hij heeft de routine die men zou kunnen verzilveren in een of ander actueel muziekstukje, uit de branche die Max Tak tegenwoordig in het zaterdagavondnummer van De Telegraaf bespreekt;Ga naar voetnoot390 Heuckeroth kan een goedklinkend licht stuk waarschijnlijk wel uit zijn roksmouw schudden. Doch men heeft aan deze eigenschap niets wanneer men muziek bij een Shakespeare-stuk moet schrijven. Hoogstens heeft men er last van. De eindindruk blijft dat Heuckeroths muze en die van Shakespeare - als dat tenminste een muze was - te sterk verschillen van beschavingssfeer, van geestelijke standing. Opgevat als simpele entr'acte-muziek, kan men het ook al niet anders beoordelen. De voorstelling zou zonder die entr'acte-muziek stellig niet van een lager gemiddelde geweest zijn. |
|