Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert - Dirk Schäfer
| |
[pagina 786]
| |
Sommige musici bedanken voor de muziek van Tsjaikovski, omdat ze te ‘barbaars’ zwaait en stampvoet. Anderen verdragen de pathetische sentimentaliteit niet goed, op den duur. De één vindt het te veel salonmuziek, de ander: te zeer circuskunst. Voor al die bezwaren kan ik iets voelen. Ik zou willen voorstellen Tsjaikovski's muziek te kritiseren vanuit een ander gehoorspunt: wat is, vraag ik, het gevoelscentrum van deze symfonieën? Oppervlakkige analyse levert het volgende op: de ondertitel Pathétique duidt op een vooropgezet subjectief rangschikken der gevoelscomponenten (niet slechts: der thema's, motieven; doch ook: in het verloop der motieven zelf). De metafysica van het gehele geval is een Russische vertaling van het productieve gegeven: Welt und Ich. Niet: de Ikheid en een bewust klein stukje der Wereld - dat is Berlioz, in zijn Fantastique, of Lélio.Ga naar voetnoot358 Niet: de Wereld en een bewust klein stukje der Ikheid - dat is Bruckner. Doch Wereld en Ikheid, twee onbekende grootheden, gedoseerd, van tevoren in het onbewuste, in onbekende verhoudingen. Het kunstwerk zelf, de muziek dus, kristalliseert die verhoudingen voor het ogenblik dat die muziek leeft, klinkt. Dat is ook: Beethoven. Doch Beethovens gegevens, de antecedenten van zijn Wezen, waren gunstiger: daar rijpt de Rede door de gedachte Strijd, daar ordent zich het gevoel door de wijsheden der rede. Bij Tsjaikovski niet: daar vlucht het Gevoel uit Redes tovercirkel; daar slaat de rede telkenmale failliet door het teveel aan onverzilverbare (onsublimeerbare) Instincten. Instinct alleen zou Tsjaikovski gered hebben: zonder conservatoriumtechniek en confectiebeschaving had hij een soort ongeniale Moesorgski kunnen worden. Techniek alleen zou ook een completere (ofschoon onbetekenender) Tsjaikovski aan het nageslacht overgeleverd hebben: een soort Félicien David, of Sigismund Thalberg, of Moszkowski. Deze menging van Instinct en Rede leverde de Tsjaikovski op die wij kennen: salonrus, edelman op klompen en met een tabakspruim, landbouwer met een partiële overbeschaving. De menging was een ogenblik boeiend, zoals elke excentrieke verschijning. De historie bewaart echter de herinnering aan excentriciteiten in haar rariteitenkabinet en niet in haar levende belangstelling. Natuurlijk zit de tweespalt in Tsjaikovski's wezen dieper - ik zou willen zeggen: zo diep mogelijk. Doch dit deel ener analyse behoort niet meer in de kolommen van een dagblad! Genoeg zij: dat zeer stellig al die onplezierige kenmerken van Tsjaikovski's wezen die ik hierboven opsomde: barbaarse sadismen, kwijnende masochismen, aanstellerige theatersentimentaliteit en holle retorica essentiële eigenschappen van hem waren, die ieder voor zich alles te maken hadden met het totaal van zijn geestesleven, met zijn muziek, zijn symfonieën. Het is dit soort komediespelen met zichzelf, dit kruipdoor-sluipdoorspelletje van de geest, dat zoveel kunstwerken, scheppende kunstenaars, in aanleg verknoeid heeft. Genieën kan men niet | |
[pagina 787]
| |
zo gemakkelijk kweken als een bijenvolk zo nodig koninginnen. Doch men zou wel mogen wensen dat de scheppende kunstenaars hun leven niet doorbrachten, geklonken aan onjuiste parti-pris. Men kon de kunstenaars wél leren eerlijk en open, niet verkleed en gegrimeerd, tegenover zichzelf te staan. De geesteshouding waaruit deze Pathétique ontstond, doet mij altijd denken aan een bepaalde reuk van mysticisme bij Strindberg. Strindberg decreteert ergens in een zijner Blaubücher: ‘Leinen ist ein sehr bildbarer Stoff; aus Taschentüchern, Laken, Kopfkissen, findet man oft vortreffliche Skulpturen. Wenn ein verheirateter Mann mit seiner Frau von einem Ball nach Hause kommt, sollte er ihr Taschentuch betrachten, das sie den ganzen Abend in der Hand gehabt hat; dann könnte er vielleicht sehen mit wem sie am liebsten getanzt hat...’Ga naar voetnoot359 Van dit soort metafysische speculaties staan Tsjaikovski's invallen vol. Niemand is er tevreden mee: mystici zullen ietwat geïndigneerd hoofdschudden en de Redelijken zullen weer heel anders reageren... In ieder mens schuilen redelijke en mystischer eigenschappen - ik geloof de realist Tsjaikovski (van de Wals uit de Vijfde symfonie) en de mysticus (van het Adagio lamentoso)Ga naar voetnoot360 hebben hun grootste gemene deler nooit gevonden, tussen 1840 en 1893, Tsjaikovski's geboorte- en sterftejaren.Ga naar voetnoot361 De uitvoering van deze Zesde symfonie behoorde niet tot de meest fortuinlijke prestaties van dit seizoen. De stemming (koper) bleef wankel in alle vier de delen. Er waren ook wat onpreciesheden in de strijkers (eerste deel). Het Grazioso, het voluptueuze vijfkwart-deel, slaagde verreweg het best. Tempi, dynamiek in orde, natuurlijk. Na de pauze het Vijfde concert van Beethoven, met Schäfer. Men weet hoe ik over Schäfer denk: hij behoort tot de grootste pianisten dezer jaren.Ga naar voetnoot362 Ik weet niet of zijn naturel, dat op intiemer accenten dan op het spelen met orkest is afgestemd, hem voorbeschikt tot vertolker der grote piano-orkestwerken. Ik doel hiermee op sommige subjectivismen van hem, in het tempo. Natuurlijk bleef alles een uitnemend sluitend geheel: metrisch, ritmisch en dynamisch. Doch de eindindruk (vooral van het eerste en tweede deel) was niet die van monumentaliteit. Schäfer is voor zichzelf altijd volkomen verantwoord, met al zijn reconstructieve inzichten. Ik weet echter niet of hij de resultaten van orkestreproducties óók zo virtuoos berekend heeft als die van zijn grootste pianofantasmen. Het komt mij voor dat hij, klanken bouwende zoals gisteravond, sommige expressiviteiten heeft overschat, andere onderschat. Misschien zou hij het Vijfde concert morgen anders spelen (ik doel hiermee niet op pianistische zaken). En ik zou me kunnen voorstellen dat die reproductie dan completer, geserreerder vooral, zou uitvallen. Het is waarschijnlijk een anders horen der dimensies, dat gisteravond maakte dat het resultaat van het samenspelen van Schäfer met Cornelis en het orkest niet die indruk maakte die wij ervan verwacht hadden. Wat | |
[pagina 788]
| |
geenszins afbreuk doet aan de bewondering die wij voor veel fameuze momenten gevoeld hebben. |
|