Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdDadazerijenGa naar voetnoot347
| |
[pagina 782]
| |
hadden, om dat te weten te komen, die ui zeker niet zo consequent gesloopt (niet omdat het, eventueel, jammer van het beestje geweest zou zijn - men weet wel beter. Maar omdat de lucht van uischillen zo onaangenaam prikkelend op de traanklieren werkt: men gaat ervan huilen zonder verdriet te hebben...). Het dadaïsme kan ons leren dat het gevaarlijk Beschaven blijkt waar de kern een luchtledig of een beurs klokhuis is. Doch men moet alweer met dadaïsten niet alleen, doch ook met Duitsers te maken hebben om te horen dat het overal zo is en niet anders: dat alle centra niet deugen zouden. Het is, in waarheid, te weinig relativistisch gedacht. Richard Huelsenbeck moet nodig schrijven: ‘Dada... hat die Fähigkeit selbst die Begrenztheit seiner Erscheinung in der Zeit historisch zu sehen; es relativiert sich selbst in seiner Zeit.’Ga naar voetnoot350 Wel, dan was het géén dada... Het dadaïsme kan slechts afrekenen met die geestelijke fenomenen (zeg: beschavingsfactoren) die het kent. Doch er is een groter aantal geestelijke waarden waarop Dada geen vat heeft (ik zeg niet dat die in Duitsland voorkomen). Men moet bijvoorbeeld niet te licht denken over het gebrek aan gevoel voor humor waardoor deze pioniers zich onderscheiden. Overigens: après nous Dada. Mits het zich kan handhaven op de passende niveaus, die niet bepaald geografisch omschreven behoeven te zijn. De Hollandse Dada-introductor (neen, niet: dadaïst, ik heb er nota van genomen) théo van doesburg (met een kleine t en d) kan zelf ook wel eens in het dadaïstische spiegeltje kijken dat hij de bezoekers der dada-avonden voorhoudt, geloof ik. Daar was eens, niet lang geleden, een dominee of een Voorganger, ik weet dat niet recht meer, die het over Nebukadnezars droom van het Beeld en de Maalsteen had (Daniël II). Hij identificeerde toen die steen met het tot voor kort actuele bolsjewisme. Hij had die preek iets later moeten houden: het dadaïsme heeft gewis een veel positiever destructieve tendens dan welke (al of niet imperialistische) politiek ook. En het is ontastbaarder: men lacht erom. Wie lacht, is om te beginnen ontwapend en waarmee zullen wij onze brokkelige school- en levenservaring verdedigen als wij er eenmaal eerlijk tegenover gestaan hebben?... De Schatten des hemels, waar de dieven niet doorgraven en die niet door mot of roest verteerd kunnen worden, werden tot dusverre nog niet verhandeld op de beurs des gemenen levens.
Wensen wij de geestelijke middenstand een stevige dadadouche. Hier in Holland zal deze geïmporteerde voorlopig nog niet veel uithalen. Om op mijn eigen terrein te komen: dadaïstische muziek is nonsens. Alle ‘onredelijke’ muziek is in abstracto dadaïstisch en de concretie Dada heeft op het onredelijke wezen der muziek in het geheel geen vat. Hoogstens op de literaire jurk van lamentatiën, waarin wij de symfonieën der klassieke meesters, kuisheidshalve, plachten te kleden. Ik vraag me alleen af welk niet-dadaïstisch intellect op deze Hollands-Duitse dadasoirees muziek liet uitvoeren van de literaire Erik Satie of van de neo-impressionist Vittorio Rieti. De stukken van Satie zijn uitermate interessante klankenspelletjes; Rieti's Marcie per le bestie zijn aardige kopieën van Tyrwhitts (Lord Berners') | |
[pagina 783]
| |
Three Little Funeral Marches. Maar ze waren hier wel wat erg internationalistisch misplaatst. (Waarom liet Kurt Schwitters geen Schönberg-muziekjes spelen? Dat had, voor de goegemeente althans, nog naar iets geleken.) Ik kom tot de verhouding van de hedendaagse Hollandse kunstenaars tot het dadaïsme. Ik weet absoluut niet of Bonset dichter pretendeert te zijn. (Van Doesburg zinspeelt op zoiets in zijn vlugschriftje,Ga naar voetnoot351 dat Roland Holst in De Nieuwe Kroniek van 25 januari laatstleden aanroerde.)Ga naar voetnoot352 Ik heb een helder vermoeden dat hij, Bonset, in op een na hoogste instantie zijn Dadaïstische meditaties bij een kreng niet opgevat wil hebben als kunst (dat lijkt me juist), doch als dadaïsme. Over de dadaïstische geslaagdheid dezer Opwekking tot contra-natuurlijke handelingenGa naar voetnoot353 zal ik mij niet definitief uitlaten. Het lijkt nog ietwat te redelijk en zelfs - o, dada - te gekunsteld. Maar ik zou willen weten: was het volk, dat onder deskundige leiding enige tijd geleden HadjememaarGa naar voetnoot354 tot raadslid koos, niet een veel geslaagder dadaïstische collectiviteit dan deze poëten dadaïstische individuen zijn? Kijk, als we zó extra diep de hand in eigen boezem steken, dan beginnen wij iets te begrijpen van de anti-dada-, de anti-Schwitters-artikelen uit de Nederlandse pers. Is het niet alsof het onbewuste verweer dezer journalisten betekent: ‘Ga toch heen, gij Anna-Blume-enthousiast!Ga naar voetnoot355 Wij, kiezers, wij zijn de dadaïsten van de daad! Wat komt gij een Duits dadaïsme van het woord propageren? Ons eigen daaddadaïsme is veel dazer...’ Zie, en zo beschouwd is het dan toch weer jammer van de entreeguldens. Wij Hollanders zijn singuliere lieden. We zouden eventueel in staat zijn om, onder bekwame leiding, tot een summiereGa naar voetnoot356 hoogte van dadaïstische redelijkheid te stijgen... |
|