Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdAbonnementsconcert - Klingler-kwartet
| |
[pagina 767]
| |
executanten dan bij hun programma (en toch een sinister lege zaal...). Want inderdaad - het spel was opmerkelijker dan de muziek! Dat waren de bekendste kwartetten van Mozart en Schubert en, bij wijze van noviteit, het kwartet van Hans Pfitzner. Het was, laten wij een paar liederen buiten beschouwing, wel zowat het eerste werk van Pfitzner dat hier in Utrecht sinds jaren gespeeld werd. Hopelijk is het (voorgoed) het laatste. De muziek van Pfitzner vertoont twee aangezichten. Het ene is ernstig, drukt fiere en mannelijke kracht uit, kijkt niet erg snugger en heeft een mooie blonde baard. Zou Götz Krafft of Jörn Uhl kunnen heten.Ga naar voetnoot316 Het andere gelaat heeft kraaienpootjes in de ooghoeken (van de Humor en de Heiterkeit), ziet er nóg onschuldiger uit en vindt zijn verwanten in Das Haus in der Sonne.Ga naar voetnoot317 Mentaliteit: Ullsteinbücher: gemiddelde.Ga naar voetnoot318 Want: niets wordt er beweerd, ernst of luim, of wij kenden het sinds onze prille jeugd al. En die vrolijkheid was duizendmaal amusanter, die ernst vele malen dieper. Dit is confectie: ontroering van meester A, B en C, gecompileerd door Hans Pfitzner. Scherts, van meester X, Y en Z, gecompileerd door Hans Pfitzner. Die muziek is volmaakt wezenloos - men schatte de ‘expressieve kracht’ eens van zo'n hoofdthema: zestien gelijke noten, toonladderlijk van nabuurschap, van boven naar beneê en van beneden naar boven... Te lang van stuk om de indruk van een motto, een kiemcel zelfs maar te kunnen suggereren. Te slap, te muziekloos om te doen of het zingt. Wat is die ernst, die resignatie? Niet eens Melancholie des UnvermögensGa naar voetnoot319 - geen sprake van melancholie; het is een steriel preparaat waaruit professor Pfitzner nu eens een kwartet wou laten ontstaan. Zo fabriceert men aspirin-Bayer of tandpasta. Wat is die Humor, wat bedoelt dit ‘heitere Reigentempo’? Dopper is dichter bij het wezen der muzikale scherts als hij in zijn Zevende symfonie twee violen en een contrabas de Hollandse boerenhymne Tweeee violen en een bas, bas, bas laat inzetten. De formule van deze, Pfitzneriaanse, humor luidt (I 6/4, V2, I).Ga naar voetnoot320 Hetwelk is, overgezet zijnde: drieklank van de eerste trap, kwartsextligging, terts boven; septiemakkoord van de vijfde trap, kwint boven; drieklank van de eerste trap, octaafligging. En dan weer vanvorenafaan... O, het is zo vrolijk, zo kostelijk. Het is het prototype van al wat daar sinds Noach vrolijkheid heette. Het is het accompagnement van elk cabaretlied en het is het motto van ‘onsterfelijke’ symfonieën. Het is de remedie tegen elk aanvechtinkje van up-to-date Weltschmerz, een vademecum, een wondermiddel. Tenminste voor lieden, gedisponeerd als Pfitzner. Wat men in Holland nimmer was en hopelijk ook nooit zal worden. Het kwartet opus 13 van de nu vierenvijftigjarige Hans Pfitzner, verwoede tegenstander van de jongste Duitse stromingen (op dit terrein sta ik aan zijn zijde), is een | |
[pagina 768]
| |
veertig minuten durende locus communis. De componist Pfitzner huldigt artistieke idealen die omstreeks 1823 wellicht onaanvechtbaar geschenen zouden hebben. Met Pfitzners negaties kan men het eens zijn; met wat hij positiefs beweert of doet allerminst. Daar is bijvoorbeeld dat kwartet. Kan men het daarmee eens zijn of kan men het zelfs maar aanvaarden? Het is in het geheel niets en het beduidt niets. Het is het meest nonsensicale stuk dat men in jaren hoorde. Bummelpetrus bevat meer muziek en meer humor van deze soort. Men zou er eigenlijk niet over behoren te schrijven. Maar Hans Pfitzner is een van de notabele Duitse componisten van tegenwoordig. Ach - het schone verleden; het verleden van Mozart, en Bach, en Beethoven, en Schumann! Nu: Pfitzner. Of Benatzky. Benatzky is groter. |
|