Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdToonkunst - Boris Godoenov van Moesorgski
| |
[pagina 744]
| |
Ik kom hiermee tot de vorm waarin de Boris ons bereikt: ‘édition, revue, retouchée et instrumentée par N. Rimsky-Korsakov’. Dat is heel wat. De programma-inleider van de Rotterdamse première van april '21 - een stuk dat voor de uitvoering van gisteren overgenomen was in het tekstboekje - citeert, onder andere uit Combarieu, het derde deel zijner Histoire de la musique. Ja, maar was het de programma-inleider dan niet bekend dat het derde deel van Combarieu juist niet op de hoogte staat van de beide eerste delen? Vrijwel à l'improviste genoteerd en voltooid door vreemde hand... Het programma bevatte ook een citaat van Bruneau (‘die daarvoor een studiereis naar Rusland gemaakt had’ - stel u voor: helemaal naar dat Rusland!). Ik stel vast dat Robert Godet, M. Calvocoressi, de in Engeland wonende Griek die Franse boeken over Russische muziek schrijft, en Pierre d'Alheim bevoegder beoordelaars van Moesorgski's muziek schijnen dan de musicus Bruneau!Ga naar voetnoot279 Maar hun wetenschap is ternauwernood bruikbaar voor een actuele Boris-inleiding. Want zij allen zijn slecht te spreken over de algemeen gebruikte editie, ‘revue, retouchée et instrumentée par N. Rimsky-Korsakov’. Men moet roeien met de riemen die men heeft: het manuscript van Moesorgski zit, ja, wie weet waar? Rusland is nogal uitgestrekt... En nu zal er wel binnenkort bij Chester in Londen een nieuwe, naar Moesorgski's origineel afgedrukte, pianopartitie van het werk verschijnen; doch dat is nog geen partituur. En waar die te vinden? Originele pianopartities waren er ten minste twee of drie bekend (Camille Saint-Saëns, zaliger, bezat er één). Ik kan het niet helpen, doch ik vind de lotgevallen van Moesorgski's meesterwerk tragischer bijna dan de tragedie van Poesjkin en Karamzin, die Moesorgski het libretto inspireerden! Ziehier een kunstwerk dat Moesorgski's handtekening draagt en waarin geen maat, geen accent staat, waarvoor de componist verantwoordelijk zou willen zijn. Alles is veranderd, van de eerste maat af, die bij Moesorgski op het sterke maatdeel begint, bij Rimski op het zwakke (een kleinigheid, jawel!). Het lied van de waardin, eerste akte, tweede tafereel, staat bij Moesorgski in een steeds wisselende maat (drie-vier) en sjokt bij Rimski stompzinnig in tweeën door - een kleinigheid? In het gezang der monniken, tweede akte, eerste tafereel, verandert Rimski de stemvoering totaal. Waarom? Om er kwinten en octaven uit te halen... Alsof Moesorgski een talentloos muziekschoolleerling ware, wiens harmoniewerk door de meester op verboden gangen gecorrigeerd moest worden! Rimski verandert tonaliteiten, toonaarden, melodieën, alles, alles. Robert Godet, wiens studie (‘The true and the false Boris’) ik hierboven enige malen citeerde, schimpt in dit verband: ‘Manifestement, le professeur Rimsky se croit mission d'épurer, avec le langage, l'émotion. Sur cette voie il ne craint personne! Est ce dans ce dessein qu'il inflige à Xénia, moussorgskienne colombe, une tonalité et des harmonies qui la font pleurer comme un veau franckiste?’ Dit is bitter. Doch wat wilt ge? Er is te veel boosaardig misverstand - ik vraag me af: zouden in ‘beschaafder’ Westelijker-Europese milieus | |
[pagina 745]
| |
zulke gevallen van postume, ‘vriendschappelijke’ en gewis goedbedoelde schurkerijen mogelijk zijn? Het is toch te komisch om zo een meesterachtige ‘revisie’ op gezag van Bruneau ‘op piëteitvolle wijze omgewerkt en beter uitvoerbaar gemaakt’ te noemen! Zijn octaafparallellen moeilijk uitvoerbaar? En heten verprutste accenten soms piëteitvolle bewerkingen? Men moest nu eens ophouden met het verspreiden van de fabeltjes over Moesorgski's onvoldoend handwerkersschap, aannemelijk gemaakt, pour le banlieue, met buurpraatjes over zijn ‘drankzucht’ - was Beethoven soms geheelonthouder of de onaantastbare Brahms afschaffer? De nuchtere feiten zijn: dat wij niet beschikken, op dit ogenblik, over het originele materiaal van de componist en dat we ons dus moeten behelpen met dat van de goede vriend Rimski. En ten andere: dat het bewezen is dat die bewerking alles is wat ge maar wilt - doch mijlenver afstaat van het origineel - zwijg dan van Moesorgski's intenties. Wij hebben, naar aanleiding van deze Toonkunst-uitvoering, te kritiseren de Russische opera Boris Godoenov van Rimski-Korsakov, naar Moesorgski. Zó lijken mij de feitelijkheden het meest juist gesteld. En dan ontmoeten wij een waarlijk soms grandioos werk, met vele Wagneriaans klinkende plekken, met bladzijden die tot de beste van Moesorgski zouden kunnen behoren. ‘Barbaars’ gesticuleert deze muziek allang niet meer - we hebben niet voor niets Bartók Béla leren kennen! Het is hier en daar vreselijk Italiaans (de erotiek) - maar dat is Rimski wel vaker. Dat wat nog wezenlijk van Moesorgski is: de constructie van het geheel bijvoorbeeld, is van een totaal ander gehalte: dat is direct en suggestief. Juist die schijnbare ongeconcentreerdheid, dat rondzwerven in taferelen zonder logisch ‘twee-maal-twee-is-vier-verband’, bleef zo levend, zo geheel van deze tijd. Construeerde Shakespeare anders? Natuurlijk, Shakespeare was reëler, Anglo-Saksischer zou men mogen zeggen. Doch geniale invallen werden nooit precies geografisch vastgesteld en er bestaat ongetwijfeld een stelliger overeenkomst tussen een Tataars en een Latijns genie dan tussen een steward van de Hamburg-Amerika-Linie en een IJslands walvisvaarder. Alles in alles mag men zich verheugd tonen over het feit dat Toonkunst weer eens een noviteit van importantie heeft geëntameerd. Over die noviteit viel, zie boven, veel en velerlei op te merken. Naar aanleiding van het concert slechts: dat dit als geheel niet de meest geslaagde Toonkunstavond der laatste vijf jaren werd. Noch het koor, noch het orkest klonken overmatig vast en safe. Daar waren veel schommelingen (Mazurka, Polonaise) en ook de dynamische schakeringen leken niet al te goed uitgebalanceerd. De solisten: het beste de sopraan, mevrouw Elisabeth van Endert.Ga naar voetnoot280 Speciaal goed in haar duet in III met Van Schaik. Karl Ärmster mist grandezza - veel kwam niet goed de zaal in. Caro het best als Varlaam. Mevrouw Van der Meer beter als Amme dan als Wirtin. Miedema sloot goed aan. Resumerend: een slagvaardig, muzikaal ensemble, waarop men kon rekenen. En ik geloof: alles zou beter, bezielder geklonken hebben, wanneer dr. Johan Wagenaar niet zoveel aandacht voor het koor had moeten reserveren. Moesorgski - pardon: Rimski-Korsakov geeft de zingende dames en heren blijkbaar nog onalledaagse noten te kraken, zullen we maar zeggen. |
|