Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 735]
| |
Men speelde het Vijfde kwartet, het eerste Russische en, na de pauze, opus 127. Door bijzondere omstandigheden kon ik dit laatste niet meer horen - wat me spijten kan; doch uit de auditie van de beide andere kwartetten resulteert gemakkelijk een kritiek op het ietwat gemetamorfoseerde Hollandsche kwartet.Ga naar voetnoot263 Ik zou willen dat die gunstiger kon uitvallen. Er is echter slechts één oordeel mogelijk: men is over de ganse linie achteruitgegaan. Mendes, als spil, is muzikaal en artistiek een vooruitgang, doch zijn alttimbre is niet zeer bijzonder en evenmin zeer dragend. Julius Röntgen jr. detoneert in het ensemble. Men kan daar kort of lang over schrijven, doch zijn manier van musiceren, zijn frasering, zijn toon, zijn dynamisch gemiddelde, zijn tempo, zijn metrum, zijn opvatting van ritmiek - dit alles past niet in het kader: van musiceren van Leydensdorff c.s. Inzake de ritmische fenomenen zou ik het eens willen zijn met Röntgen jr.; ritmische raffinementen waren eertijds óók nimmer een fort van het Hollandsch Strijkkwartet! Doch op alle andere punten legt Röntgen jr. het af. Dit is geen oningespeeldheid, geen onwennigheid nog - het zal zich nooit mengen, zomin als olie en zeewater. De uitvoering van de beide kwartetten voldeed dan ook in geen enkel opzicht aan normale eisen. Het bleef een vioolmelodie, of een alt-ostinato, of een cellocantilene. Doch het bleef ook altijd materie en soms zelfs slecht geordende. |
|