Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert
| |
[pagina 719]
| |
een Mottl evenwel antieke Franse muziekjes instrumenteert met een belangrijke partij voor het instrument triangel, dan is dat een evidente smakeloosheid: onvermogen om zich in te leven in de sfeer van vroegere eeuwen. De tijdgenoten van Moesorgski misten het gevoel voor zijn kunst. Voor een Tsjaikovski, een César Cui was Moesorgski een talentvol knoeier. Hoe willen dus deze tijdgenoten de uitverkoren middelaars zijn tussen Moesorgski en Het Publiek? Ach - we kunnen nu wel vaststellen dat hij waarlijk geen DolmetscherGa naar voetnoot220 nodig gehad blijkt te hebben... Peter Tsjaikovski schrijft in een van zijn brieven aan mevrouw [von] Meck: ‘Moesorgski aime ce qui est grossier, primitif, laid’ - ‘des malpropretés à la Moesorgski’... César Cui, een der ‘trouwste vrienden’ van Moesorgski meent: ‘Hij moduleert veel te vrij, men zou zeggen dat het allemaal maar toevalligheden waren’... ‘il ne sait pas mettre la continuité voulue dans le tracé des parties d'une mélodie harmonisée.’Ga naar voetnoot221 Ja, wisten ze dan zo precies hoe Moesorgski die continuïteit gewild had? Blijkbaar niet! Het is de steeds weer opnieuw geschoten Bok - helaas geen Zondenbok; de best willenden zien van een nieuw werk, een nieuw oeuvre, slechts de onderkanten. Men, de niet universeel-kritisch gedisponeerde men, weet in het gunstigste geval wél te zeggen wat een nieuw werk niet is, doch nimmer wat het wél is. Wanneer echter deze Russen in het algemeen beter georiënteerd waren geweest, dan hadden ze met dit stuk van Moesorgski tenminste geen moeite behoeven te hebben. Het is in wezen een transformatie van de Finale uit Berlioz' Symphonie fantastique. Minder subjectief, zou men willen zeggen, ietwat onpersoonlijk-diabolischer en minder masochistisch getimbreerd. Als compositie staat het oudere stuk van Berlioz ongetwijfeld hoger (de Symphonie fantastique is van 1830; Une nuit sur le mont chauve van 1867-1875). Doch het is een suggestieve compositie en het was me een feest het voor de eerste maal van ons orkest te horen. De uitvoering voldeed reeds aan zeer hoge eisen. Het laatste nummer van het programma was de Tannhäuser-ouverture, vóór de pauze gingen nog twee Prometheus-fragmenten van Beethoven en een symfonie (in c) van Haydn. De Finale van Haydn en de ouverture van Beethoven slaagden het gelukkigst. Het solistische en veelbeminde Adagiootje leek nog niet volmaakt afgewogen; het kwam mij voor dat de heer Ferree niet zijn gelukkigste avond had. Enfin, het is nog vroeg in het seizoen. De stemming van mevrouw Hutschenruyters harp blijft nog steeds een der achillespezen van ons orkest, om met een ietwat gewaagde beeldspraak te besluiten.Ga naar voetnoot222 |
|