Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert
| |
[pagina 713]
| |
Het staat vast dat de symfonieën van Bruckner meesterwerken zijnGa naar voetnoot209 en ik heb meermalen kunnen opmerken dat zelfe de nerveuze, gehaaste muziekhoorders van onze dagen de juiste instelling tot deze meesterwerken kunnen vinden. Men behoeft slechts tijd mee te brengen van huis, geen hunkeren naar koffiekamer, solist of vestiaire - en voor de rust zorgt de muziek zelve wel. Gij ziet: het voorschrift is eenvoudig. Dat het resultaten oplevert, garandeer ik u! Want ik hoop op veel Bruckner in de toekomst. Cornelis speelt deze muziek voluit voortreffelijk; hij blijkt een de zeer weinigen die die immense geluidkoepels weten te bevolken met Bruckner-geest: een geest die soms kinderlijk is en dikwerf titanisch; soms katholiek, soms alleen maar Oostenrijks. Cornelis moet in de gelegenheid gesteld worden ook de andere acht symfonieën voor ons te belichten (vooral ook de grandioze Derde! - dat is, tussen deze haakjes, de meest bevattelijke der negen). En daarvoor moet hij van ons niet slechts waardering oogsten, doch ook kunnen rekenen op een aasje inzicht in de geest dezer muziek. Het is nodig, voor onze huidige concertgangers, om zich vertrouwd te maken met het wezen van Bruckners kunst. Wij hebben meer behoefte aan het Brood dezer symfonieën dan aan de pasteien van een Tsjaikovski of Schreker, meen ik. Bruckner was een merkwaardige, bezijden de tijd staande figuur. Hij had geen zier gevoel voor buitenmuzikale zaken, literatuur en zo, die wij zo graag en vaak zo te onpas met de muziek in verband brengen. Hij noemde deze symfonie: Romantische, ofschoon voor laat ons zeggen iedereen het begrip romantiek uitermate slecht verenigbaar is met dit soort massieve constructie, ofschoon ‘de romantiek’ met Bruckners plein-air nogal een morganatisch huwelijkGa naar voetnoot210 sluiten moet, zou men denken. De literatuur van het geval is ook zo aanbiddelijk kinderlijk: het trio van het Scherzo (ja juist, Des Antonius von Padua Fischpredigt uit Mahlers Tweede) heet in Bruckners handschrift: ‘Tanzweise während der Mahlzeit zur Jagd’. Het begin van het eerste deel: die verre hoorn boven het tremolo van de strijkers, kreeg van de componist het volgende commentaar mee: ‘Mittelalterliche Stadt - Morgendämmerung - von den Stadtthürmen ertönen Weckrufe - auf stolzen Rossen sprengen die Ritter hinaus ins Freie - Vogelgesang - und so entwickelt sich das alles weiter...’ De muziek is goddank machtiger dan dit centsprentje. Dat Bruckner Evert Cornelis uitermate goed ligt, kon ik reeds noteren. Daar was geen intentie, al betrof het slechts één noot, die ik mij anders droom: ik kan dit voluit bewonderen. Bewonderenswaardig was ook wat ons orkest presteerde, gisteravond. Er bleven nog zwakke punten: de alten forceerden bijvoorbeeld onophoudelijk en waren slechts in het pp voldoende van toon. Er kleefden ook nog onzekerheden in de | |
[pagina 714]
| |
Finale, doch laat ons niet onredelijk zijn: óók voor de executanten is dit vermoeiende muziek en het is begrijpelijk dat in het laatste kwartier de spanning minder is dan het eerste half uur. De kiemen voor een absoluut volmaakte uitvoering zijn echter bij het orkest eveneens aanwezig. Francis Koene zal, na het bovenstaande, begrijpen, dat niet 50 procent mijner kritische aandacht bij zijn reproductie van Bruchs concert was. Ik ben gelukkig te kunnen opmerken dat hij zich het laatste halfjaar geducht ontwikkeld heeft: zijn pp is vele malen beter geworden dan ik het nog van hem hoorde. En zo was er meer. Hij blijkt een onzer meest talentvolle jonge violisten. |
|