Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTivoli-concert
| |
[pagina 705]
| |
de buurt van 1900. In 1890 beschikte Charpentier reeds over al zijn vakkennis, kon hij rekenen op al zijn invallen; his was reeds maître, in de goede zin van het woord. Men kan sceptisch gestemd blijven ten opzichte van de tendens van zijn Louise;Ga naar voetnoot198 men kan zelfs gegronde bedenkingen hebben tegen de componeertrant en het soort invallen dat men bij Charpentier altoos ontmoet - niemand zal beweren dat het niet af, niet volkomen verantwoord is. Ik voor mij, ik prefereer de Impressions boven Louise - maar dat zegt wellicht niet veel: zijn Trois sorcières zijn mij óók liever... Charpentier is een figuur die men - zonderling fatum, maar hij heeft het zelf gewild - op een bepaald plan altijd blijft waarderen als bohémien. Het begrip gekoppeld aan een Mode, veroudert met de mode mee; u zult eens zien hoe gauw het begrip ongewassen bolsjewiek ‘uit de mode’ is... De reacties van een beschaafd Fransman (zelfs van een romantische) op het begrip Italia blijven altijd de moeite waard. Zelfs wanneer ze vanuit de Villa MediciGa naar voetnoot199 (het filiaal van het Parijse conservatoire, schold Berlioz al) geconcipieerd werden. Het is zo helemaal niet patriottisch; het is stamverwant, alleen minder traag; het is bijna altijd voortreffelijk afgewerkt - de jonge componisten, Prix de Rome, hadden de tijd in de Villa Medici. Zie Berlioz, Bizet, Debussy. De reacties op Italië van de componisten van Germaanse bloede plegen opvallend anders uit te vallen. Zie Mendelssohn, Richard Strauss.Ga naar voetnoot200 Zie ook Hugo Wolf, de gisteravond gespeelde Italienische Serenade. Het soort gevoel is anders; de verhouding tegenover land en volk is anders; maar al te vaak is die in overeenstemming met de zogenaamde bescheidenheid van een Johannes Brahms, die, zelf goed calvinist, geen Italiaanse kapel zou bezoeken zonder wijwater te nemen - om de katholieke landslui niet te kwetsen, veronderstellen zijn biografen. Uit de aard dezer zaak resulteert uit deze bescheiden instelling ook een bescheidener kunstwerk. Wolfs Italienische Serenade is echter het sterkste op Italië afgestemde Duitse orkestwerk dat ik mij herinneren kan. Het is tenminste een geniaal stuk, en men kan het slechts bejammeren dat Wolfs naam nog altijd vereenzelvigd wordt met een tiental, op zichzelf voortreffelijke, halfdood gezongen liederen. Ik hoop dat Cornelis het werkje dit seizoen nogmaals zal opleggen; een klein meesterwerk is meer waard dan een lange symfonie. Tussen deze beide italianismen stond Schäfers Javaansche rapsodie en het was dus niet ongegrond dat de gedachtegangen: Frankrijk-Italië, Oostenrijk-Italië zich ook voortsponnen tot: Holland-Insulinde. Het was ook logisch dat Schäfers werk daar niet bij won. Dirk Schäfer is een eminent herschepper en een door meerdere muzen uitverkoren artiest, maar zijn Javaansche rapsodie is, beschouwd als zuiver West-Europees en twintigste-eeuws muziekstuk, ongetwijfeld geen sterk werk. Als westerse reactie op een oosters gegeven werd ze even bedroevend als alle westerse reacties op alle oosterse gegevens. Schäfer zal ook wel niet bedoeld hebben een versmelting te beproeven tussen zo verschillende wezenlijkheden; hij heeft het gamelanwijsje eenvoudig gekozen als punt van uitgang voor een zuiver West-Europees (meer | |
[pagina 706]
| |
speciaal: na-Straussiaans) muziekstuk; het harmonische gewaad werd Europese confectie (majeur en mineur), de constructie, het ritme, het contrapunt - dit alles werd: normaal Europees van deze jaren. Dopper neemt als punt van uitgang voor het tweede deel van zijn Zevende symfonie: Twee violen en een bas, bas, bas. Johan Wagenaar een Harderwijkse studentenmars, anderen weer Het patertje langs de kant; het is waarschijnlijk ongemotiveerde schroom van mij dat ik deze handelingen aanvaardbaarder vind dan het kiezen en bewerken van een Javaans wijsje. Waarschijnlijk is het dit: in de pan-Hollandse gevallen weten we wat de melodie van uitgang waard is (meestal niet erg veel); in dit Javaans-Hollandse verband werken we met een onbekende. Stel u voor dat een componist per abuis een melodie ging ‘bewerken’ die in Zambezië gebruikt werd om regen te maken!; de lokale Jupiter Pluvius zou het hem immers nooit vergeven en stellig al zijn vrije dagen bederven door slecht weer te sturen... Ik geef maar een voorbeeld. De uitvoering van deze drie werken wordt zonder voorbehoud geprezen. De reproductie van Beethovens Eerste symfonie, waarmee het programma begon, was wél zeer geacheveerd, doch misschien wat voorzichtig (eerste deel) en dus matter dan Cornelis haar bedoeld zal hebben. Doch: hoe stonden alle tempi, alle dynamische schakeringen juist op pootjes! De grootste kunst is, voor een dirigent, alles vanzelfsprekend te laten klinken; het is vrijwel de hoogste eis die men redelijkerwijze kan stellen. Dit gemiddelde werd gisteravond niet: vaak bereikt, doch: geen ogenblik verlaten. Het kan een ensemble dat natuurlijk muziek maakt, nimmer slecht gaan. Het U.S.O. maakt, onder leiding van Evert Cornelis, thans natuurlijk muziek. Ik heb, onder ons gezegd, een helder vermoeden dat uw criticus een gemakkelijk seizoen voor de boeg heeft: aan de primaire, de verst strekkende eis werd reeds door het eerste concert voldaan. Zo blijve het. |
|