Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 678]
| |
Dit eerste programma van Evert Cornelis, met zijn drie grote orkestwerken, zou samengevat kunnen worden onder de naam ‘Twee eeuwen symfonie’. De symfonie - nietwaar? - groeide uit de suite en kruiste zich, goed honderd jaar later, met de cantate (koorsymfonie). Wat niet belette dat men ook nog heden louter instrumentale symfonieën schrijft en, menselijkerwijs gesproken, nog gedurende vele jaren schrijven zal. De mensen die, gelijk Arnold Schönberg, verkondigen dat dit een doelloze bezigheid is geworden en dat het dus nu afgelopen is, bewijzen met hun profetieën niets, tenzij dat zijzelf niet (meer) over het vermogen beschikken op hun beurt een uitvoeriger orkestwerk te ontwerpen. Men kon gisteravond vele gedachtegangen volgen. Het apparaat, dat bij Bach bestond uit strijkers, een paar blazers, pauken, groeide onder Haydns handen uit tot een kleurrijker instrument; werd door Beethoven-Brahms tot een meer of minder gelukkig versmolten drie-eenheid gemaakt (strijkers, hout, koper). De constructie van het kunstwerk, gegroeid uit de formeel betrekkelijk vrije suite: bij Haydn nog in alle vier de delen herkenbaar gegroeid uit de kinetische wortel der muziek (het Air, in Bachs suite, is trouwens al manifest genoeg vocaal van oorsprong) - terwijl Brahms' onderdelen hun afkomst maar al te vaak loochenen, melodisch conglomeraten zijn van zuiver instrumentale thematiek (het hoofdthema van het eerste deel van Brahms' Derde) en van vocale stammen (het tweede thema). Het leven en de kunst, alles werd gecompliceerder in onze Twee eeuwen. Men speurt de neiging om de tonaliteiten te verruimen: Bachs straffe tonaliteit; Haydns voor zijn jaren avontuurlijke modulatiezucht; Brahms' getourmenteerde toonaardenwisselingen (die, overigens, in het coda van het eerste deel dezer Derde ook psychologisch menig merkwaardig detail bevatten). Men werd op andere, even essentiële punten, gebondener. Naast Bachs grandioze en weloverwogen constructies lijkt Haydn, formeel, welhaast gewild eenvoudig en Brahms, op zijn beurt, construeert niet anders dan volgens de vergrote schema's van dezelfde Haydn. De overzichten, opgeroepen door het eerste, klassieke, programma van onze nieuwe dirigent, waren boeiend, vond ik. Men zou nog een tiental andere bespiegelingen kunnen noteren die tot het overzicht behoren, doch zij zijn niet allemaal even opwekkend. De slotsom was dat wij in muzikale zaken tussen 1700 en 1900 (ruw geschat) nu niet zo bijster veel zijn vooruitgekomen. Wij verloren voor een goed deel de bezweringsformules van het oude contrapunt; wij erkennen dat de westerse mensheid haar aandacht bijna uitsluitend schonk aan de harmonische fenomenen, met terzijdestelling van duizend en één zaken die wij thans weer, nadat de tonale evolutie voltrokken is, als uiterst belangrijk leerden te zien. Men kan zich hiervan niet afmaken door te zeggen dat Bach een groter genie was dan de beide anderen; een genie immers is niet anders dan de summiersteGa naar voetnoot151 uiting ener stijlperiode. Zonder voorgangers, zonder epigonen, zonder milieu is een genie niets, bestaat het niet. Het genie Beethoven laat zich niet denken zonder Albrechtsberger, zonder Haydn, Clementi; zonder Händel, zonder Schubert; zonder de honderd en één talenten wier namen Tijd reeds bijna heeft uitgewist. | |
[pagina 679]
| |
De werken, ieder voor zich, geven geen aanleiding tot afzonderlijke beschouwingen, ditmaal. Ter herdenking van Brahms' sterfdag, vijfentwintig jaar geleden (3 april 1897), stond diens Derde symfonie op het programma. Er is in de wijze waarop Cornelis Brahms dirigeert veel bewonderenswaardigs: het is vooral helder en niet traag. Het ware natuurlijk dwaasheid te beweren dat al Cornelis' intenties nu reeds door het orkest begrepen en opgevolgd werden - dit is een technische onmogelijkheid. Doch laat ons verheugd zijn over de zeer vele schone en geslaagde ogenblikken die in elk der drie werken voorkwamen, op bijna iedere bladzijde. Deze korte beschouwing sluite met een gelukwens aan het bestuur van het U.S.O., dat erin geslaagd is deze zeer uitnemende kunstenaar aan het centrum van het muziekleven te verbinden. Evert Cornelis wete dat hij welkom is, in onze oude stad. Het terrein waarop zijn daden kunnen ontkiemen, ligt bereid! Hopen wij, postscriptumsgewijs, dat ons de volgende week Diepenbrocks meesterwerk Vondel's vaart naar Agrippina niet onthouden behoeft te worden. Zonder dat deze muziekkritiek ál te veel op een bruiloftstoast begint te lijken, mogen wij de heer Dekker wel beterschap wensen...Ga naar voetnoot152 ... Uit muziekkritisch eigenbelang al! |
|