Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdAntwoord op een ingezonden brief van de heer Van AndelGa naar voetnoot148
| |
[pagina 676]
| |
De heer W. Pijper schrijft ons naar aanleiding van deze opmerkingen het volgende:
Primo verzoek ik de heer Van Andel mijn kritiek nog eens te lezen. Hij zal dan zien dat ik slechts twee korte alinea's besteedde aan het epineuze begrip ‘opvatting’: te weten die over de de geamputeerde fermaten en die over de op de voorgrond tredende tenoren en het tempo sempre accelerendo van koor nr. 23. De rest gaat over fouten van een jonge directeur (onjuiste notenwaarden onjuist-begrepen relaties der vierstemmigheid, tempo, stijlgevoel, fraseringen). Doch nu die geincrimeerde ‘opvatting’. De heer Van Andel meent dat opvatting iets streng-persoonlijks is. Het gaat hiermee juist zo als met het dusgenaamde ‘muzikaal’ pianospelen. Men kan pas over muzikaliteit, over persoonlijk inzicht, over ‘opvatting’ (s.v.v.!) van een geheel gaan spreken en schrijven, wanneer de technische kant der zaak in orde is! In plaats van hierover vele woorden te gebruiken citeer ik liever Schumann: ‘Bemühe dich leichte Stücke gut und schön zu spielen; es ist besser als schwere mittelmässig vorzutragen.’Ga naar voetnoot149 De Johannes-Passion, schreef ik in het begin mijner kritiek, is voor de jonge Van der Horst voorlopig nog te zwaar. Hiermee had ik het exposé van mijn ongunstige kritiek gegeven. Doch thans verzoek ik de heer Van Andel zich een ogenblik in de stoel van een criticus te denken. Wanneer deze criticus zich als opgave ziet toebedeeid achteraf te wikken en te wegen en zo gedocumenteerd mogelijk zijn mening over een (geslaagde of niet-geslaagde) uitvoering te formuleren, zonder aanzien des persoons, zonder individuele appreciaties en depreciaties, dan is de kritiek met het neerschrijven dezer summiere opinie nog niet voltooid. Dan geldt het: ‘Criticus, bewijs uw stelling!’ En daarop volgt dus, automatisch, de kolom vol scherpe afkeuring, waarvan de geachte inzender is geschrokken. En nu de vraag hoe de uitvoering door het koor was? Wel, slecht. Hoe wil het koor ontroering schenken, als de noten, die de eeuwige en onveranderlijke middelaars zijn tussen het scheppende bewustzijn van de meester en het hart der toehoorders, als die noten willekeurig anders geformeerd worden? Men versta dit wel: een noot, een akkoord is niets, doch de magie der muziek woont in de opvolging, de relaties der afzonderlijke akkoorden of tonen. Het zijn, populair uitgedrukt, niet de twee akkoorden die, in de klassieke muziek, de sensatie van bevrediging geven die men sluiting noemt, doch het is de opvolging van die twee akkoorden. Zo is het, in het groot, met een gans oratorium niet anders. Wat betreft de opmerking van de heer Van Andel dat hij als lid van het koor passie heeft gevoeld in eigen ziel, merkt de heer Pijper op dat het voor hem slechts van belang is of het werk gerealiseerd werd in de geest van de schepper. En, aldus de heer Pijper, ik mag in dit verband het geheim wel verraden, dat dan pas de magische vermogens ener edele en realiseerbaar ontworpen muziek (gelijk de | |
[pagina 677]
| |
Johannes-Passion) kunnen functioneren, wanneer, om te beginnen, de noten en overige tekens juist zijn. Zijn we eenmaai op dat plan van waardering, dan kunnen we verder zien. Maar zover komen we vandaag niet, helaas. De heer Van Andel wenste te vernemen of er ‘geen aasje bewondering’ voor het koor et cetera kon overschieten. Het spijt mij, neen helaas. De heer Van Andel moet zich ook eens bezinnen op wat hij schreef: ‘hoe was de uitvoering door het koor, gezwegen dan van de opgelegde intenties van de leider?’ Dat is onscheidbaar. Ook moet ik er de heer Van Andel nog opmerkzaam op maken dat de relatie criticus-gekritiseerde iets anders is dan het elkander te woord staan van twee musici. Doorgaan hierop zou wel zéér ver van huis voeren - men zou van gedachten kunnen wisselen over het verschijnsel der dagbladkritiek en dat zou meer dan een kubieke centimeter inkt kosten. Doch ik maak van deze ongezochte gelegenheid gebruik om nogmaals vast te stellen dat ik mijn taak als criticus (wat iets anders is dan verslaggever) beschouw als de plicht in de eerste plaats een mening over de uitgevoerde kunstwerken, gezien in hun eigen tijd en gezien in onze tijd, te geven. In de tweede plaats een mening over de uitvoering dier kunstwerken. Wij stelden het op prijs, hoewel het niet onze gewoonte is antikritiek op te nemen, ditmaal van die regel af te wijken. Want het leek ons van belang dat de heer Pijper, wie vaak de scherpte van zijn kritiek verweten wordt, zijn opvattingen omtrent kunstkritiek en de technisch-muzikale gronden van zijn oordeel nader uiteenzette. De heer Pijper, die de aigemeen muzikale dispositie van de heer Van der Horst niet in twijfel trekt, moest rekening houden met hetgeen feitelijk bij de uitvoering van de Johannes-Passion tot stand kwam. Een dirigent kan in bepaalde omstandigheden ongunstig gedisponeerd zijn, maar daar kan een criticus helaas geen rekening mee houden. Hopen wij op een schitterende revanche van de heer Van der Horst. Wij onzerzijds zullen in overleg met onze criticus, wiens deskundig oordeel boven twijfel verheven is, al het mogelijke doen om de toon der kunstkritieken te matigen.Ga naar voetnoot150 |
|