Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdKamermuziekavond
| |
[pagina 671]
| |
partituur eist, maandenlang, de volle man. Meer dan twee, drie grote werken per jaar kan psychisch geen enkel componist aan. Niet omdat we tegenwoordig gemiddeld minder kunnen dan Mozart of Schubert, doch omdat het soort werk meer tijd en zorg vereist. Het is niets om een symfonie die laat ons zeggen veertig minuten speelt, te concipiëren in twee dagen (zolang zal Mozart er ook ongeveer over gedaan hebben). Maar een partituur voor Mozarts orkest kan gemakkelijk voltooid worden in een paar weken; aan de partituur voor het orkest na Wagner schrijft men evenzoveel maanden. Waarmee ik maar zeggen wil dat Goossens oeuvre mij ook kwantitatief zeer respectabel voorkomt. Zijn stijl. Deze beide uitgevoerde stukken zijn slechts ten dele representatief voor deze componist (hoe kan het ook anders?). De oudere Triosuite dateert uit de tijd dat Goossens nog volstrekt onder de invloed van Debussy en Ravel (de laatste vooral) stond. De beide liederen zijn van later datum en daarin zijn enkele atomen invloed van Stravinsky verwerkt (niet veel). Het pianowerk Kaleidoscope verraadt Stravinsky's voorbeeld veel onbedekter - doch het schijnt mij met dat al toch een belangrijker uiting. Pas de nog later gedateerde orkestwerken zou ik echter, geloof ik, volstrekt origineel durven noemen. Men versta dit goed: ik verwijt Goossens hier geen enkel epigonendom, ik houd hem voor een krachtige individualiteit en een persoonlijk gecachetteerd componist;Ga naar voetnoot144 doch het soort zijner persoonlijkheid is waarschijnlijk minder markant, minder origineel dan dat van Darius Milhaud of Bartók Béla (om onder geloofsgenoten te blijven). Doch het zijn volstrekt niet alleen de origineelste karakters die een cultuurperiode hielpen bepalen op de lange duur. De psyche zijner muziek was in principe zo onromantisch niet (‘Engelse romantiek’) dan die, mogen we de lectuur onzer jonge jaren geloven, meer met wind-, water- en vuurgeesten werkt dan met FafnersGa naar voetnoot145 en Dokter-Fausten. De romantiek van the village church tegenover de Wolfsschlucht - (ach, het zal altijd wel een kwestie van persoonlijke appreciatie blijven of men Ossian stelt boven Walther von der Vogelweide, Florence Barclay boven Hanns Heinz Ewers...Ga naar voetnoot146 Dat is tenminste een troost). Maar om op Goossens terug te komen: de geesteshouding dezer Five Holiday-impressions is nogal braaf, nogal onpersoonlijk. Dat plezier is een kermissfeer; die natuurimpressies, dat waterrad - ge vindt ze tien malen suggestiever met dezelfde middelen geprojecteerd door... Moesorgski! De ‘watermuziek’ werd onovertrefbaar onttoverd door Ravel (Jeux d'eau), en zo is het waarlijk geen voordeel dat Goossens' Water Wheel zo ravellistisch klinkt (Jeux d'eau en vooral Laideronnette, impératrice des pagodes uit Ma mère l'oye). Doch zoals ik hierboven reeds schreef: dit werk is niet typisch meer voor de componist. En ik waardeer de uitvoering ervan vooral als een aanleiding om de aandacht onzer lezers een ogenblik op Goossens (en dus, | |
[pagina 672]
| |
indirect: op de moderne Engelse school) te kunnen vestigen. Het is, bovendien, een voortreffelijk klinkend stuk, goed en doeltreffend geschreven, meesterlijk afgewogen en gerealiseerd. Het is, in waarheid, wel van deze tijd. Doch zijn liederen gaven persoonlijker en inniger contacten. De aforistische schrijfwijze der beide Proses lyriques is buitengemeen goed in overeenstemming met de geest van de teksten: het is een nerveus benaderen van de bijna onzegbaar subtiele roerselen der ziel, zonder theater, zonder opgeblazenheid, zonder dode plekken. Eugene Goossens heeft ons vér over de omvang ener maandagmiddagse muziekkritiek heengebracht. Doch het is een groot compliment voor de concertgevers Kwant c.s. dat hun programma's aanleiding geven tot wat uitvoeriger divagaties. Hun doel: belangstelling wekken voor het schone dat door de hedendaagse componisten geschapen wordt, bereikten zij op elk hunner concerten. Ditmaal zou ik de aandacht onzer lezers nog willen vragen voor enkele liederen van de welhaast legendaire Moesorgski, meesterwerken die een aparte bespreking verdienden (maar dan zou de helft dezer kritiek in het avondblad terechtkomen). Het zou van belang zijn om de werken en de invloed van de beroemde Dalayrac eens na te gaan, en die van de grote Leclair, die van de onbekende Campra... Kwant levert stof voor een half middagblad... Laat ik eindigen met vast te stellen dat mij de reproductie van Goossens' Impressions (met medewerking van mejuffrouw Van Hulst) het meest geslaagd leek. En van mevrouw Kwants voordrachten scheen ook Goossens' Afternoon (het belangrijkste lied) het gelukkigst. Misschien was de zangeres iets minder gunstig gedisponeerd dan vorige malen: ik meende in de liederen van Moesorgski een zekere matheid op te merken; en ook de technisch zeer moeilijke dingen van Dalayrac en Campra vlotten wel iets minder. Kleinigheden, overigens. |
|