Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdMuziekvereenigingGa naar voetnoot138
| |
[pagina 669]
| |
had hij ze voldoende gekend, voor zijn doel slechts had behoeven te citeren. Maar Loewe gold voor een goedaardig soort liedjeszanger. Men kende Die Uhr en verder geloofde men het wel. Dat hij meesterwerken geschreven had, werd zo naderhand eens bij toeval ontdekt. Maar het is zelfs nu nog niet algemeen bekend! Ik voor mij, ik geloof dat ik voor de verzamelde balladen van deze oude zonderling gaarne alle vocale producties van Schumann, Brahms en Wolf zou geven... Herdenken wij ook nog dat de heer Dekker vóór de pauze twee liederen van Schumann, Der Wanderer van Schubert en Mahlers Aus! en Starke EinbildungskraftGa naar voetnoot142 voortreffelijk zong. Het was jammer dat het ensemble zang-piano niet beter sloot (slot van Aus!). In de balladen ook was de zo belangrijke pianopartij bepaald zeer onvoldoende (Eberstein, en vooral Kleiner Haushalt). Onder vakmusici zou men dit knoeien noemen, doch ten opzichte van dilettantenarbeid neemt men altijd een zachtzinniger standpunt in. De uitvoering van de beide aria's van Bach met viool was ook nogal een warwinkel; misschien wat weinig gerepeteerd? Er ontbrak nogal wat aan de noten, om te beginnen. Het komt mij voor dat mevrouw Dentz-Went, afgezien van het technisch onvoldoende van haar pianospelen, vooral de vreugde aan het musiceren mist, die het spel van zovele andere dilettanten toch bekoorlijk maakt, ten spijt van alle technische tekortkomingen, die wij slechts de musicus van professie als gebreken mogen aanrekenen. Ter staving van deze bewering is het misschien niet ondienstig op te merken dat het rommelige passagewerk uit Eberstein (wat iedereen gehoord heeft) minder betreurenswaardig is dan de dynamische opvatting van Der SoldatGa naar voetnoot143 of de grauwe monotonie van Der Wanderer (wat men niet zo spoedig pleegt op te merken). Mevrouw Schuster-Woldan, de violiste, heeft zich gisteravond niet van een nieuwe kant laten horen, zoals ik na het Tivoli-concert van woensdag laatstleden nog ijdellijk hoopte. Ik vind dus geen enkele muur meer waarachter ik mijn ongunstige mening over dit vioolspelen zou kunnen verborgen houden. Zij is niet muzikaal genoeg voor de taken die zij op haar viool genomen had: haar Chaconne van Vitali klonk leerlingachtig en het nummertje Kreisler na de pauze kon er, violistisch, waarlijk niet mee door. Het is mij thans gebleken dat haar eigenaardigheid om plotseling alles wat op toonvorming lijkt, te vergeten, iets is dat haar spel volkomen typeert en niet een zwakheid die haar onder het spelen tegen een orkest plotseling overviel. Het is een buitengemeen onaangename sensatie, men verliest alle geloof in de muziek en in het volgende ogenblik. En men vreest elke seconde dat zij eruit zal raken. Mevrouw Schuster heeft haar instrument niet mee, dat niet draagt, dat onwillig en stug aanspreekt en dat zij goedmoedig nalaat te stemmen, zo dat haar a a is, en haar d d. Doch waarlijk, zo een Weens capricetje van Kreisler, wanneer dat niet tovert, niet overbluft, niet direct in vuur en vlam zet - dan is het een platitude. Zulke muziek máákt de reproductor: hij kan met een paar tertsen, met een enkel glissando het ganse begrip Wenen oproepen, het Wenen dat nog lachen kan terwijl het doodhongert | |
[pagina 670]
| |
- óf: de reproductor blijft in de noten steken, en dan wordt het een zwaar stuk, vol trivialiteiten. En dan hoor ik liever een etude van Kreutzer. |
|