Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdAbonnementsconcert - Jacques Thibaud
| |
[pagina 657]
| |
sonate van Brahms en Mahlers Fischpredigt doet hem niet terugdeinzen. Schnitzler staat voor niets: hij leidt het debuterende zangeresje door de perikelen van haar eerste optreden heen met dezelfde hem nimmer begevende gemoedsvrede waarmee hij de grootste kunstenaars secondeert - mogen zij Locatelli gekozen hebben of Debussy, Richard Strauss, Louis Spohr,Ga naar voetnoot116 Tivadar Nachéz of Popper.Ga naar voetnoot117 Dit is geen geringe verdienste en ik aarzel niet zijn aanpassingsvermogen bewonderenswaardig te noemen. Maar men krijgt het niet ten geschenke: Schnitzler raakte het seconderen zo gewend dat hij langzamerhand altijd blijft accompagneren, ook als hij solo speelt, ook als hij sonates speelt. En dus blijft het, inzake sonates (gisteravond, Brahms' Tweede vioolsonate) altijd beneden het spreekwoordelijke gemiddelde. Dit verwijt ik Schnitzler niet, laat mij dat precies vaststellen. Het is een gevolg van onze huidige concertenpraktijk. Een figuur als Schnitzler zou in een andere, strenger kunstzinnige omgeving dan onze huidige maatschappij is, eenvoudig niet bestaan. Hoe toch is de actuele gang van zaken? Gegeven zijn: een onbeperkt aantal virtuozen: zangers, violisten, cellisten. Kunstenaars van de allereerste rang (genre Thibaud); kunstenaars van het tweede plan (zie Berta Kiurina), van de derde en volgende plans. Deze solisten wensen te concerteren, strevende naar de lauweren der botanische wetenschap of die der Nederlandsche Bank. Zij kunnen bij dit moeilijke bedrijf evenwel een piano zomin ontberen als de lauweren bovengenoemd, de zonneschijn of de persen der drukkerij. Cellist A. komt met het concert van Saint-Saëns of een sonate (van Beethoven of Brahms) en wat virtuozengoed. Violist B. komt met een sonate (van Brahms of Beethoven) of een der tien vioolconcerten (dat is ruim gerekend) plus wat virtuozengoed. Zangeressen C. of D. of E. gaan niet op tournee zonder een nummertje Schubert, Brahms of Wolf. Dan komen daar nog bij: een paar oude aria's, plus, facultatief, een nummer Strauss of Mahler. Het hele repertoire der concerterende internationale virtuozen kunt ge opbergen in een citybag, klein model. Het werd, langzamerhand, een object voor vergelijkende studie: het zijn niet meer de composities, de meesterwerken, die onze belangstelling vragen, doch de interpretaties die de geaccrediteerde virtuozen van (een klein deel van) die meesterwerken wensen te geven. Ik acht dit een degeneratieverschijnsel. Geen typisch Teken van deze tijd; daarvoor is het al wat oud, - doch wél een kenmerk van het gehalte onzer negentiende-, twintigste-eeuwse beschaving. Wie jammeren dat er ‘niets nieuws’ is? De virtuozen, die altijd ‘alles ouds’ spelen, het publiek dat altoos dezelfde oude schoonheden naar het hoofd gespeeld krijgt. Hoeveel van de paar honderd liederen van Schubert staan er op het repertoire? Tien à twintig! Zo is alles naar verhouding. Deze, actuele, muziekvoorziening, bij abonnement, tegen gereduceerde prijzen, door gerenommeerde solisten, brengt mee dat daar behoefte, in de meest letterlijke zin, bestaat aan chaperonnerende pianisten. De musici met een zeer groot talent voor het instrument piano bedanken er op den duur voor om op het tweede plan aan hun | |
[pagina 658]
| |
vleugel te blijven zitten - zij worden solisten, met ‘hun’ sonate van Beethoven, of ‘hun’ preludes van Chopin. De musici met een zeer sterke, kernige persoonlijkheid zijn evenmin de gepredestineerde accompagnateurs - zij zouden ruzie maken met violist B., bovengenoemd, over de keuze van zijn programma (zeg Hubay, Drdla, Wieniawski, RodeGa naar voetnoot118 - enfin, kijk maar eens een programma van Erna Rubinstein hierop na); of zij zouden in onvruchtbare woordenwisselingen geraken met zangeres C., D. of E. over het tempo van Wolfs Ich hab' in Penna (dat iedereen te vlug neemt) of Strauss' Freundliche Vision (waarin 50% der grote vocalisten pleegt te trekken) - enzovoort. Zei de oude Leopold Mozart al niet dat de ‘geschickte Accompagnateur’ hij was die alle avontuurtjes van de solist tot een bevredigende oplossing wist te brengen?Ga naar voetnoot119 Met Schnitzler aan de piano dreigen er nimmer gevaarlijke ongelukken: altijd zal alles terechtkomen. Dat is heel wat waard. Maar ook nimmer zal er sprake zijn van een ontroerend meeslepend ensemble-spel. Het is nu maar de vraag wat men het zwaarste laat wegen. De actuele muziekpraktijk, zie boven, eist accompagnerende accompagnateurs. Tegenover dit veelstemmige koor zal ik mijn persoonlijke preferenties maar laten zwijgen... Die Tweede sonate van Brahms, waarin Jacques Thibaud de relatief zeer onbelangrijke vioolstem verrukkelijk speelde, is overigens absoluut een ensemblewerk. Is een der partijen de belangrijkste, dan is dat de pianopartij. Dit nu kan Schnitzler niet (alweer: zie boven). Ik verwijt hem dat niet als een tekortkoming; het is een Teken des Tijds... Maar ik wenste wel dat Thibaud met een partner met wie hij jarenlang had samengewerkt, eens een sonatenavond kwam geven. Zoiets als Flesch-Friedberg, of mutatis mutandis Messchaert-Röntgen, indertijd. Jacques Thibaud blijft wel steeds weer een der allergrootsten onder de tegenwoordige violisten. Bachs Chaconne duurde enkele grootse minuten en ook het lichtere werk, Havanaise van Saint-Saëns, was schitterende violistiek. Zijn spel is even magistraal beheerst als dat van Lucien Capet, doch het is warmer, ontroerender bovendien. |
|